Den Haag 11 juli 1942
Laan v. N.O. Indië 232
Hooggeachte Mevrouw Tellegen.
Donderdagavond laat ben ik
na een reis van ruim drie dagen in Den Haag
aangekomen. Van mijn aankomst in het Oflag XIIIB
te Nürnberg af ben ik ten gevolge van het breken
van mijn been in het Lazarett geweest zoodat ik
bijna 7 weken uw echtgenoot in al zijn werk heb
kunnen bewonderen. Zijn taak was niet
gemakkelijk, want hij wilde de chronische
patiënten spoedig naar huis gezonden hebben. U
kent hem en weet, beter nog dan ik, dat hij niet
loslaat voordat hij –strijdend voor een
rechtvaardige zaak- deze heeft gewonnen. Ook
thans heeft hij weer gewonnen en heeft hij de
vreugde als medicus ondervonden 126 zieken naar
huis te zien terugkeeren op hetzelfde oogenblik,
dat hem als mensch de droeve tijding van het
overlijden van zijn Moeder bereikte. Ik moge ook
U met dit verlies mijn oprechte deelneming
betuigen. Evenals de overige krijgsgevangenen
zult U van uw man slechts weinig bericht
ontvangen. Het zij mij vergund U daarom van zijn
leven en werken iets te mogen mededeelen wat hij
in zijn 24-regels brief niet kan berichten.
Eerstens is uw man kerngezond en gebruind door
de zonnebaden, die hij in zijn vrije
oogenblikken neemt. Wij zagen hem met zijn
opgewekt gezicht in de meest fantastische
gewaden rondloopen. Naast pyama droeg hij ook de
wit-blauw gestreepte gevangenisbroek en zijn
groene pull-over met de duidelijke stempel kgf.
(Kriegsgefangene) op borst en rugzijde.
Plotseling zagen wij hem dan weer in zijn
officieel tenue, want dan werd een of andere
inspectie of bezoek verwacht.
Het
Teillazarett is een houten barak, met ijzeren
bedden en bed- en kussenzakken, die gevuld zijn
met stroo, houtwol en andere bedenkelijke
preparaten. Natuurlijk was het erg vuil.
Binnenkort wist Uw man daar belangrijke
verbetering in te brengen. Bedzakken werden
buiten in de zon gelegd, dekens geklopt en
binnen werden de vloeren erg duchtig geschrobt.
Al was er geen zeep, toch zag het er spoedig
helder uit; een tweede schrob beurt deed zien
dat de vloeren van hout waren, voordien leek het
een soort klei-linoleum.
Iedere
morgen om half zeven veegden de loopende
patiënten plus het verplegend personeel de zaal
bij en vergaderden zoo een emmer vuil dat
voornamelijk uit de stroozakken kwam. Ik sprak
juist over verplegend personeel,maar dat is een
luxe-benaming, want deze luitenant ter zee, een
luitnt. Artillerie en 2 cadetten weten niets van
verpleging af, of moesten leeren hoe pols- en
temperatuur op te nemen, over het overige maar
niet te spreken! Daarbij komt nog, dat er
onvoldoende reinigingsmiddelen waren zoals
urinaals en aanverwante artikelen nu niet
bepaald in een toestand verkeerden als in een
Ziekenhuis gewoonte is. Deze 4 verplegers(?)
zorgden voor soms 40 à 30 patiënten. Gelukkig
waren er verschillende loopende patiënten
onder, die zich zelf konden helpen. Maar dat
neemt niet weg, dat het èn voor uw man èn voor
de verplegers een zeer zware taak is die zij
toch op de meest loffelijke wijze hebben
vervuld. Denkt U eens in 8 à 10 patiënten voor 1
verpleger. Deze verplegers hadden bovendien nog
de zorg voor onderzoekkamer, de waschzaal,
toiletten want er zijn geen oppassers ingedeeld.
U ziet dat zij tevens dienst deden als
werkvrouwen.
Uw man
zorgde echter niet alleen voor ons lichamelijk
welzijn, maar ook voor onze geestelijk en moreel
welzijn. Des Zondags ging hij na “zaalbezoek”
ons voor door het lezen van een hoofdstuk uit
den Bijbel of een of meer hoofdstukken uit “ de
Navolging van Christus”, die lezing sluitend met
gebed. In de week organiseerde hij praatjes over
allerlei onderwerpen; bijv. over Curaçoa,
onderzeedienst, luchtdoelartillerie …, terwijl
hij zelf op de bekende vlotte wijze sprak over
verschillende medische onderwerpen, die onze
volle belangstelling had. Daarnaast had hij nog
wel gelegenheid voor een praatje en soms zelfs
voor een patience à deux waaraan hij zooals ik
gekkende opmerkte verslaafd geraakt was.
Met dat
al liep zijn leven niet zoo glad, want
voortdurend waren er strubbelingen. Nu eens
mocht hij niet naar het Servische Lazarett waar
operatie patiënten lagen, dan weer moest hij
strijd voeren om meer en beter eten. Maar de
strijdlust werd er niet minder om, en daarmee
dwong hij toch de eerbied van de Duitse mil.
Instantie in het Lager af, omdat zijn strijd
altijd betrof de zorg voor zijn patiënten.
Mevrouw, ik heb u een beeld gegeven van zijn
werk,omdat ik behoor tot een van de vele
dankbare patiënten, die door zijn werken en zijn
strijd weder thuis kunnen zijn en daar de
verzorging kunnen vinden, die hun chronische
kwaal vereischt. Hierdoor heb ik mijn respect,
naast mijn dankbaarheid willen toonen en ik meen
dit niet beter te kunnen doen, dan tegenover U.
Ik
schreef Uw man heden nog voor onze lange reis en
onze behouden aankomst.
Geloof mij met de meeste
hoogachting,
Uw
dienstw.
SCHMIDT
Luitnt-KolonelArtie. n.a.