|
In maart 2005 zijn belangrijke opgravingen voor
de Sint-Catharinakerk in Eindhoven begonnen. De middeleeuwse graven onder het
plein herbergen botten met kostbaar erfelijk DNA materiaal, dat zou
kunnen helpen in de strijd tegen aids.
Het geraamte van de 10-jarige Marcus van Eindhoven, die waarschijnlijk
rond 1300 leefde, werd enkele jaren geleden opgegraven dankzij de droge
grond onder het Catharinaplein.
Catharinakerk: bouw van de onderzoekstent
voor de DNA-sporen op 8-3-2005 (Bomen en bankjes zijn
verwijderd) |
Catharinakerk: alle werkzaamheden op de
voormalige begraafplaats voor het DNA-onderzoek gebeuren in een
tent tot 2006 |
Meer dan 50 jaar geleden schreef men nog dat men geen grote ontdekkingen
meer te verwachten waren "Intussen
is wel zeer waarschijnlijk geworden dat we de Middeleeuwse kerk van voor
1846, nog niet kennen. Op dat gedeelte van het kerkplein, dat door de
omstandigheden niet ontgraven is kunnen worden, kunnen we geen grote
ontdekkingen meer verwachten, omdat daar de funderingen grotendeels
afgebroken moeten zijn geweest voor latere gebouwen. Voor een verder
onderzoek zullen we naar andere bronnen moeten uitzien."
Deze andere bronnen zijn dus de DNA sporen die in 2002 gevonden zijn en
in 2005 verder opgegraven gaan worden.
Op het
Catharinaplein is inmiddels een tent met houten schutting
opgetrokken. In het bouwwerk is begonnen met de voorbereidingen. „We
hebben een jungle aan boomwortels die we voorzichtig moeten
verwijderen.“ |
Voorbereidingen in de tent, gezien
vanuit het toekomstige bezoekerscentrum
(foto: ton van de Meulenhof,
Eindhovensdagblad) |
EINDHOVEN
Wetenschap geïnteresseerd in middeleeuws grafveld in Eindhoven
Onder het Catharinaplein in Eindhoven ligt een oud grafveld. De
skeletten bevatten nog dna. Een historische schatkamer, volgens tal
van onderzoekers die in maart beginnen met de opgraving.
Het is een onooglijk pleintje midden in het centrum van Eindhoven.
Het Catharinaplein, pal voor de deur van de stadskerk Sint
Catharina, telt zeventien platanen en enkele tussen muurtjes
gemetselde zitbanken. Maar onder het plaveisel ligt Eindhovens
schatkamer, een middeleeuwse begraafplaats vol skeletten die nog
dna-materiaal bevatten.
'We zitten op een goudmijn met eeuwenoude dna-informatie', jubelt
wethouder Mary-Ann Schreurs (D66). 'Bovengronds zie je niet dat
Eindhoven een oude stad is. De geschiedenis ligt onder dit pleintje.
Deze mensen gaan opnieuw praten', zegt stadsarcheoloog Nico Arts.
Hij schat dat onder het pleintje 500 tot 1000 skeletten liggen, die
begraven zijn in en naast de oude, in 1860 afgebroken Catharinakerk.
Bijna drie jaar geleden werd bij een proefopgraving het graf van een
ongeveer 10-jarige jongen ontdekt, die omstreeks 1300 moet hebben
geleefd en Marcus van Eindhoven is gedoopt. Diverse kenmerken, zoals
zijn geslacht, konden worden bepaald uit het dna van zijn gebit.
Het behoud van dat dna-materiaal heeft Eindhoven te danken aan de
relatief droge ondergrond. In de nattere gebieden is het dna van
oude skeletten al lang opgelost in het grondwater. Maar ook in
Eindhoven wordt het grafveld bedreigd door oprukkend water.
Het gemeentebestuur heeft daarom toestemming gegeven om het hele
plein uit te graven en alle eeuwenoude graven bloot te leggen.
Volgens wethouder Schreurs is het 'uniek in de wereld dat zoveel
dna-materiaal boven de grond komt'. Volgens stadsarcheoloog Arts
dateren de graven van ongeveer 1225 tot 1830.
De opgravingen zijn niet alleen van archeologische betekenis. Ook
het forensisch laboratorium voor
dna-onderzoek van het Leids
Universitair Medisch Centrum (LUMC) heeft interesse voor het dna van
de middeleeuwse doden. De Eindhovense skeletten kunnen mogelijk
zelfs een bijdrage leveren aan de strijd tegen aids.
Want ongeveer 10 procent van de Europeanen blijkt niet of nauwelijks
vatbaar te zijn voor HIV, het virus dat aids veroorzaakt, dankzij
een dna-mutatie. Volgens sommige wetenschappers kan die mutatie ooit
zijn ontstaan als bescherming tegen de pest. Anderen beweren echter
dat niet de pest, maar de pokken de mens deze resistentie heeft
bezorgd. (Aidsimmuniteit
in Europa komt niet door pest maar door pokken)
De pestepidemien woedden in Europa vanaf pakweg 1350. Het idee is
dat overlevenden sindsdien een afweermiddel hebben opgebouwd,
waardoor sommige mensen nu ook het aids-virus (ondanks blootstelling
daaraan) weerstaan.
De Eindhovense skeletten zullen daarom ook nauwgezet door een
wetenschappelijk team van het LUMC onder leiding van dna-deskundige
Peter de Knijff worden onderzocht.
Volgens stadsarcheoloog Arts zitten onder het Catharinaplein
skeletten van zowel voor als na de grote pestepidemieën. Dat maakt
vergelijkingen mogelijk. Zo kan wellicht duidelijk worden wanneer en
hoe de mutaties zijn ontstaan die mensen immuun maken voor bepaalde
virussen.
Maar ook archeologen zijn enthousiast . Ze kunnen op basis van dna
niet alleen geslacht en andere kenmerken, waaronder ziekelijke
aandoeningen, achterhalen. 'We kunnen ook aantonen wie met wie
verwant was, zelfs door de eeuwen heen. Ook mensen die nu over het
Catharinaplein lopen, kunnen verwant zijn aan de mensen die onder de
grond liggen', aldus Arts.
Het gemeentebestuur van Eindhoven gaf deze week een kapvergunning af
om de zeventien platanen, geplant in 1982, neer te halen. Het
verlies aan groen zal elders in de binnenstad worden gecompenseerd.
In maart gaat de eerste schop de grond in. De archeologen denken
anderhalf jaar nodig te hebben om alle graven bloot te leggen. Het
archeologisch onderzoek gaat 2,5 miljoen euro kosten, waarvan 1.5
miljoen is 'gedekt'. Voor het resterende bedrag zoekt wethouder
Schreurs nog subsidie- en sponsorgelden.
Volkskrant
|
Archeoloog
Nico Arts (links) en Dick van
der
Roest
bezig
met de 'tracer', een apparaat dat elektrische velden meet. Arts
hoopt zo aanwijzingen te krijgen voor de exacte ligging van de oude
stadskerk op het Catharinaplein In Eindhoven.
Tot acht meter
onder 't Catharinaplein kijken
"Er zitten
veel leuke dingen in de grond, die zeker de
moeite waard zijn om verder te onderzoeken",
kan Dick van der Roest van Ground Tracer BV
na de eerste metingen alvast melden. Met
zijn grondradar en de tracer, die
afwijkingen in elektrische velden meet,
heeft hij gisteren een eerste kijkje onder
de bestrating van het Eindhovense
Catharinaplein genomen. Over twee á drie
weken kan hij de concrete resultaten van de
metingen presenteren.
Die uitkomsten zijn gebaseerd op radar- en
tracermetingen van twee tot acht meter diep.
De platte doosjes op wielen waar Van der
Roest mee werkt, ogen misschien weinig high
tech, ze zitten vol geavanceerde
technologie. De radar stuurt hoogfrequente
geluidsgolven, tot 900 megaherz, de grond
in. De tracer scant het gebied door middel
van afwijkingen in het elektrische veld.
Dezelfde techniek wordt bijvoorbeeld op
grote schaal gebruikt voor het vinden van
ertsen in de bodem. Het apparaat is echter
oneindig veel gevoeliger en kan ook kleine
afwijkingen duiden. Van der Roest
ontwikkelde de speurneus met een Russische
collega, die destijds voor de Sovjet Unie
apparaten ontwikkelde om de bodem van Mars
mee te onderzoeken. Van der Roest vliegt
inmiddels de hele wereld over met deze
geavanceerde apparatuur. Zo wist hij in
Florida op de bodem van een meer een
ondergelopen indianennederzetting te vinden.
Van der Roest: "Vaak lever ik alleen de
apparatuur, maar deze klus in Eindhoven vond
ik zo leuk dat ik liever zelf wilde komen
meten." Stadsarcheoloog Nico Arts hoopt door
de metingen van gisteren een duidelijk beeld
te krijgen van de ligging van de voormalige
stadskerk, die in 1860 is afgebroken. Deze
kerk lag pal voor de later gebouwde
Catharinakerk. De metingen maken de exacte
locaties van het voormalige koor, altaar,
muren en van de grafkelder zichtbaar.
Daardoor kunnen de archeologen heel gericht
gaan graven.
Hoewel de metingen tot acht meter gaan, gaan
Arts en zijn team tot ongeveer twee meter
diep graven. Arts: "Het is bijna onmogelijk
werkelijk tot acht meter te graven. Al was
het maar vanwege het grondwater dat ook op
ongeveer twee meter begint."
De opgravingen in Eindhoven hebben de
aandacht van de buitenlandse pers en
wetenschap getrokken. De toonaangevende
Canadese krant Globe & Mail publiceert er
zaterdag een artikel over. Het
internationale persbureau Reuters en
National Geographic hebben aangegeven een
kijkje te komen nemen bij de opgravingen.
Arts is met universiteiten in de VS en in
Groot-Brittannië in overleg over
specialistisch DNA-onderzoek en digitale
gezichtsreconstructie.
Vrijdag gaat Van der Roest met zijn radar en
tracer-apparatuur ook aan het werk op het 18
Septemberplein, om de Woenselse Poort te
lokaliseren. Deze ligt waarschijnlijk onder
een van de gebouwtjes op het plein,
aangezien er bij eerdere grondboringen
elders geen sporen van gevonden zijn.
[Bron:
Eindhovens Dagblad, 22 februari 2005]
Uitslag "we gaan vreemde dingen vinden“"
|
Eindhoven klm luchtfoto
16207
|
Tijdens een kleinschalige
opgraving op het plein voor de Catharinakerk in Eindhoven
zijn skeletresten uit de Middeleeuwen aangetroffen. Het
zullen belangrijke personen zijn geweest die zo dichtbij het
hoofdaltaar van de kerk begraven zijn. Het enige graf dat
nader onderzocht is, was van een kind. Archeologisch dna
onderzoek wees uit dat het om een jongetje ging. Hij moet
getuige de gebitsontwikkeling ongeveer tien jaar geweest
zijn. Bij de onderkaak van het jongetje lag een muntje, een
grosso van de doge (hertog) van Venetie. Het zilveren muntje
was aan een, waarschijnlijk uit China afkomstig, zijden
draadje op het doodskleed genaaid. Omdat op het afgesleten
muntje Sint Marcus stond, is het jongetje Marcus van
Eindhoven gaan heten.Marcus van Eindhoven. Een
archeologische biografie van een middeleeuws kind
• Cultuurhistorische studies over Kempen-en Peelland 2
• Een uitgave in samenwerking met: Afdeling Archeologie van
de gemeenten Eindhoven en Arts, N.
SBN 90-5345-222-2, 112 BLZ, 17 x 64 CM, DRUK: 2002
€ 12,95
Klik hier voor meer over Catharinakerk
Een speciale site van de afd.
archeologie
.eindhoven over de opgravingen
http://www.archeologie.eindhoven.nl/ehvck0506/ned/index.htm |
Meer informatieve links over DNA en opgravingenOngeveer 10 procent van de Europeanen is,
dankzij een gelukkige mutatie, minder vatbaar
voor HIV, het virus dat aids veroorzaakt.
Volgens een populaire hypothese is de mutatie in
kwestie ontstaan als bescherming tegen de pest.
Onderzoek met muizen lijkt die veronderstelling
echter naar de prullenbak te verwijzen. Niet de
pest, maar de pokken heeft de mens de
resistentie bezorgd.
VPRO-Noorderlicht
Genen schrapen uit
fossielen
Al is een beest
al tienduizend jaar dood, dan nog is er wel een beetje DNA uit te halen voor
onderzoek. Met de juiste voorzieningen tenminste. Sinds vorige week heeft Leiden
die met het Ancient DNA-laboratorium in huis.
Eindhoven graaft middeleeuwse lijken op
(nos bericht en beluister de
uitzending)
Beluister de UITZENDING van 21 maart 2005 (een op
de middag)
"Middeleeuws DNA
tegen aids"
|
|
|
De afgravingen vinden plaats bij de punt.
Zo'n 60
aanwezigen luisterende aandachtig op donderdag 26 mei 2005 naar
de lezing van stadsarcheoloog Nico Arts
in
Museum Kempenland
te Eindhoven over de
eerste resultaten van de opgraving op het plein van de Catharinakerk
te Eindhoven
Een vierde van
het werk is gedaan, de komende grondlagen beloven nog veel
archeologisch materiaal. Niet alleen tanden, maar ook
tandglazuur, maaginhoud en aanwezigheid van metalen geven
een beeld van de leefwijze. Het gevonden DNA materiaal wordt
steriel geborgen en 15 graden onder nul bewaard om
dna-vervuiling te voorkomen.
|
Skeletresten gevonden op
Catharinaplein
Zaterdag 19 maart 2005 - EINDHOVEN – Op het Catharinaplein in
Eindhoven zijn gistermorgen menselijke resten opgegraven. Dit
gebeurde naast de tent op het plein voor de Catharinakerk, waar
over ruim een maand een groot archeologisch onderzoek start.
Volgens stadsarcheoloog N. Arts zijn de resten omhoog gekomen
bij het plaatsen van lantaarnpalen tussen de kerk en de tent,
voor verlichting van de toegang tot de kerk.
Voor het onderzoek zijn de gisteren opgedoken botten van geen
belang, stelt Arts. „Ons onderzoek gebeurt in de tent, en dat
gebeurt heel voorzichtig: met beschermende pakken, mondkapjes en
dergelijke, om de gevonden materialen zo goed mogelijk te
beschermen. De vondsten tekenen wel hoeveel mensen er vroeger
begraven zijn in de oude kerk, die tot ruim een eeuw geleden
voor de huidige stond.“ Arts schat dat er tussen de vijfhonderd
en duizend graven liggen. Hoofdreden voor het onderzoek is het
opgraven van middeleeuws menselijk dna. Dat kan mogelijk
duidelijk maken of de pestepidemieën uit de middeleeuwen in
Europa gezorgd hebben voor een wijziging in het dna bij de
bevolking van toen, met als gevolg resistentie tegen het
aidsvirus bij een deel van de huidige Europeanen.
Gezelschap
De opgravingen betekenen ook dat Marcus van Eindhoven, het
inmiddels bekende middeleeuwse jongetje, letterlijk gezelschap
krijgt. Onderzoekers gaan de gezichten reconstrueren van nog een
aantal mensen die, net als Marcus, in vroeger eeuwen begraven
zijn onder het Catharinaplein in Eindhoven. Marcus werd aan de
hand van zijn skeletresten enkele jaren geleden gereconstrueerd,
en gaf zo middeleeuws Eindhoven een gezicht.
|
We
gaan hier nog geheid vreemde dingen vinden“
Door MICHEL THEEUWEN
Zaterdag 19 maart 2005 -
EINDHOVEN – Nog voor de opgravingen op het Catharinaplein in
Eindhoven begonnen zijn, heeft stadsarcheoloog Nico Arts al
een tipje van de sluier in handen. De uitkomsten van het
onderzoek met de grondradar tonen aan dat er op
verschillende plaatsen bijzondere vondsten te verwachten
zijn. „We gaan hier nog geheid vreemde dingen vinden“,
klinkt het stellig uit de mond van Arts.
In februari onderzocht Dick
van der Roest met zijn apparatuur de stoep voor de
Catharinakerk. Daar liggen de fundamenten van een belangrijk
deel van de oudere kerk die in 1860 is afgebroken.
Door het gebruik van grondradar en een tracer, die de
afwijkingen in elektrische velden meet, is nu duidelijk waar
die fundamenten precies liggen. „Nu weten we bijvoorbeeld
dat Marcus, het kinderskeletje, niet onder het hoogkoor van
de kerk lag, maar in een zijkoor.“
Als de bijzondere vondsten aan de orde komen, raken Arts en
Van der Roest opgewonden. Twee grote gele vlakken zijn er
ingetekend. Het ene is een grafkelder die rond 1725 is
gesloten. Wat het andere is, blijft voorlopig een raadsel.
Ook enkele andere plekken geven voorlopig hun geheim nog
niet prijs. Er zit ’iets’ in de grond, waarschijnlijk
metaal. „Misschien is het wel het graf van een priester die
een kelk heeft meegekregen. Of een pot met goud. Nee, nee,
dat is maar een grapje“, zegt Arts lachend. En Van der Roest
meldt nog dat de tracer ’helemaal flipte’ op die plek. „Er
waren veel verstoringen in de elektrische velden.“ Een
verklaring daarvoor heeft hij wel. „Kerken werden vroeger
niet zomaar ergens gebouwd. Die afwijkende velden brachten
vaak natuurverschijnselen zoals frequente blikseminslagen of
veel mist met zich mee. In de Middeleeuwen zagen ze dat dan
als heilige plekken“, vertelt Van der Roest.
Duidelijk is volgens hem op de plaatjes te zien waar de
graven liggen. Donkerblauwe vlekken zijn het, hier en daar
groen waar ze dieper dan twee meter liggen. Soms ook heel
netjes herkenbaar als een langwerpige lichaamsvorm.
Op het Catharinaplein is inmiddels een tent met houten
schutting opgetrokken. In het bouwwerk is begonnen met de
voorbereidingen. „We hebben een jungle aan boomwortels die
we voorzichtig moeten verwijderen.“ Op 22 april beginnen
de opgravingen officieel.
Het kaartje van Van der Roest wordt vooral gebruikt om te
helpen bij het bepalen van de positie en de diepte van
graven bijvoorbeeld. Het archeologisch team gaat het hele
vlak laagje voor laagje afgraven. „We gaan geen gaten
graven, want dat wordt een chaos“, aldus Arts. „Nee, we
pakken dit extra voorzichtig aan.“
De opgravingen moeten meer blootgeven over de geschiedenis
van de stad. Maar vooral de mogelijkheid om middeleeuws DNA
op te graven haalde de media.
|
4.2 Het
kerkgebouw
(Bron
Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002) (Klik op
de link en lees het volledige ms-word document)
Zoals zeer recentelijk uit
archeologisch onderzoek is gebleken, had Eindhoven in de 13e
eeuw reeds een kerk, die van baksteen was. Deze kerk wordt
echter in 1340 pas voor het eerst genoemd als die van ‘sancta
Katharina’.
Ze heeft dan tenminste vijf altaren, namelijk voor Onze Lieve
Vrouw, Sint-Catharina, de Heilige Geest en twee andere heiligen.
De Catharinakerk is van oorsprong een dochterkerk van de
dekenale Sint Petruskerk in Woensel. In 1400 telde de kerk zeven
altaren.
In het hoogkoor bevond zich het Sint Catharina-altaar; in beide
andere koren dat van Sint Barbara en van Maria. Andere altaren
waren ter ere van Johannes de Doper, Nicolaus en Servatius.
In een afzonderlijke kapel aan de noordzijde van de toren stond
het altaar met het beeld van Onze Lieve Vrouw Presentatie. Deze
kapel vormde vóór 1648 een pelgrimsoord en bij het beeld hingen
vele ex-voto’s als bewijzen van verkregen gunsten. Het beeld
werd tijdens de beeldenstorm in 1566 omvergehaald, maar is
daarna weer in ere hersteld. Door Jacob van Lieshout (pastoor
van 1608 tot 1618) is een mirakelboek bijgehouden van de tijdens
de processies te Eindhoven gebeurde wonderen. Het bestaan van
dit manuscript wordt in 1628 gemeld, maar het is verloren
gegaan. Na 1648 is niets meer over de verering vernomen.
De plattegrond van de oude kerk afgebroken in 1860 en (B) de
plattegrond van de kerk van die onder de "oude" heeft gelegen
De oudst bekende pastoor was
Hendrik van Frentschermont, die in 1376 vermoedelijk nog
kapelaan was van de kerk van St. Simeon in Trier, en vóór 1383
overleed.
In september 1383 was Willem van Duerne ‘pastoer van Woensel
ende Eendoven’.
In september 1399 wordt op
verzoek van hertogin Johanna van Brabant en Willem van
Millenberg, heer van Cranendonck en Eindhoven, door de Luikse
bisschop Jan van Beieren de Catharinakerk verheven tot
kapittelkerk. De leden van een kapittel waren geestelijken die –
anders dan kloosterlingen – recht hadden op eigen inkomsten.
Het Eindhovense kapittel bestond aanvankelijk uit negen
kanunniken, waarvan één de rol van deken bekleedde. Tot dit
kapittel hoorden de kerken van Eindhoven, Woensel, Tongelre,
Aarle, Maarheeze en Vught. Later is ook de kerk van Stratum aan
dit kapittel toegevoegd. Met de vrede van Münster in 1648 werd
de openbare uitoefening van de katholieke eredienst in de
Meierij van ’s-Hertogenbosch verboden, waarmee ook de kapittels
verdwenen. Een aantal middeleeuwse en latere dekens, kanunniken,
pastoors en kapelaans is met name bekend.
Eindhoven in 1583 door Frans Hogenberg, de pijl verwijst naar de
Catharinakerk (bron:
http://www.endovia.dse.nl/flash/Hogenberg.htm)
Op Palmzondag 19 maart 1486
wordt Eindhoven door Gelderse troepen geplunderd en in brand
gestoken. Ook de kerk ‘met hare kostbaarheden’ ging in vlammen
op.
In 1489 wordt begonnen met de wederopbouw van de kerk, maar nog
in 1515 is men daarmee bezig.
Niet lang na het voltooien van de herbouw van de kerk gebeurt er
opnieuw een ramp. Tijdens de zware storm van 8 februari 1526
raakt de kerk ernstig beschadigd want ‘den tooren van der kercke
om is gewayt op die kercke ende heeft die kercke groote schade
gedaen’.
Vervolgens wordt op 28 juli 1543 de stad door Gelderse troepen
geplunderd, ditmaal onder leiding van Maarten van Rossum. Ook de
kerk blijft niet gespaard, want dat gebouw wordt ‘gespolieert
ender berooft’ ‘van haere cleynodyen, ornamenten, kelcken,
reliquien, sacramenten, boucken, orgelen ende andere juwelen.’
De rampspoed is nog niet ten einde, want tijdens de stadsbrand
van 2 januari 1554 brandt ook de kerk gedeeltelijk af en er
wordt vervolgens geld uitgegeven ‘tot raparatyen van onsser
liever choor, nu in den brant van Eyndoven in desen
teghenwirdyghen jaere affgebrant.’
Ook de beeldenstorm van augustus 1566 laat de kerk niet
ongemoeid, want daar worden niet alleen altaren, beelden,
stoelen en banken, maar ook het doopvont, het orgel, het altaar
met het beeld in de kapel aan de toren, aan stukken geslagen. De
overblijfselen van deze stukgeslagen goederen worden vervolgens
verbrand.
Op 5 november 1567 wordt verklaard dat het hoogaltaar en enkele
andere altaren weer waren opgemetseld en dat daarop lapides
portatiles (draagbare altaarstenen) worden gebruikt. Ook
wordt verklaard dat het wijwatersvat op het hoogkoor als
doopvont wordt gebruikt.
In januari 1580 wordt vermeld dat de kerk al bijna twee jaar
zonder pastoor zit en daardoor niet wordt gebruikt.
Ook in 1602 wordt geklaagd over het ontbreken van kanunniken en
een pastoor in de kerk.
St Catharinakerk naar een tekening van Verhees uit
1791
Na de vrede van Münster (1648)
wordt de kerk aan de gereformeerden afgestaan, die het gebouw
tot de inval van de Fransen gebruiken. Door Johan Stappaerts,
rentmeester van de heer van Eindhoven (Willem van Oranje), wordt
in juli 1648 een inventaris gemaakt van de roerende goederen in
de kerk van Eindhoven. Deze bestaan uit onder andere een orgel,
een beeld van Onze Lieve Vrouw, een biechtstoel, een aantal
schilderijen en een doopvont
Zodra deze goederen in het voorjaar van 1649 uit de kerk
verwijderd zijn, betrekken de gereformeerden de kerk. De
binnenmuren van de kerk worden geheel opnieuw gewit, uit het
Catharina-koor wordt het ‘hylig sacraments huysje’, het ‘hoegen
autaer’ en uit het schip het ‘crucifix’ weggehaald.
In de 18e eeuw wordt
het bestaan vermeld van een kleine, overwelfde grafkelder, die
met 16 karren zand wordt volgestort. Het vermoeden bestaat dat
deze kelder zich in het hoogkoor bevond.
In dat geval zou het een kleine crypte geweest kunnen zijn,
waarvan de inhoud globaal geschat kan worden op ongeveer 16
kubieke meter (1 kar zand = ongeveer 1 kubieke meter).
Na het gebruik door
gereformeerden wordt de kerk in 1793 door het Franse leger in
eerste instantie gebruikt als rechtszaal en in 1794 aanvankelijk
als paardenstal en daarna als bakkerij, waartoe vijf bakovens
worden gebouwd, waarvan één in het koorgedeelte kwam te staan.Voor de bouw van deze ovens breekt men enkele pilaren weg,
waardoor de muur tussen koor en ruim van de kerk instort. Dit
kost aan twee of drie mensen het leven, ook vallen een aantal
gewonden. Later wordt de kerk gebruikt als woonhuis en als
magazijn voor het Franse leger. In 1807 krijgen de katholieken
hun kerk weer terug. In de daarop volgende jaren wordt de
uitgeleefde kerk bruikbaar gemaakt en op 23 februari 1810 weer
als gebedshuis in gebruik genomen.
St Catharinakerk te Eindhoven naar een gravure uit 1738
De in 1860 gesloopte Catharinakerk in de
eerste helft van de 18e eeuw. Op de voorgrond het
huidige Stratumseind/de Rechtestraat. Rechts langs het huis met
de trapgevel de huidige Kerkstraat. Links (boven de bomen)
het bovenste deel van het koor van de kerk (thans onder het
pleintje voor de kerk). De bomen staan op het ommuurde kerkhof.
De huidige kerk staat andersom georienteerd, dus met de bomen in
de richting van het Stratumseind.
Bron
Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002 (ms-word
document) |
Franse schematische kaart van Eindhoven uit de
17e eeuw.
Collectie Rijksuniversiteit Leiden
Door de groei van de
Eindhovense bevolking wordt de kerk echter al snel te klein. In
1823 wordt de kerk daarom uitgebreid met de zuidelijke (in 1823)
en de noordelijke torenomgang (in 1829).
Ook wordt in 1834 een nieuwe doopkapel gebouwd, waarvoor een
nieuw vont wordt geleverd. Vervolgens is herhaaldelijk sprake
van herstelwerkzaamheden vanwege de bouwvallige staat van het
gebouw. In 1836 wordt de kerktoren, die tot dan toe eigendom is
van de stad, overgedragen aan de kerk. Later beraamt het
kerkbestuur plannen om de oude kerk aanmerkelijk te vergroten.
Er wordt elders een noodkerk gebouwd, waar op zaterdag 18
oktober 1859 voor het eerst een dienst wordt gehouden. In februari van dat jaar waren de plavuizen en het ‘los
houtwerk’ van de oorspronkelijke kerk reeds in het openbaar
verkocht.
Gravure van de St. Catharinakerk 1874
Op 7 februari 1860 geeft de
gemeenteraad van Eindhoven de opdracht nieuwe kerktorens te
bouwen, waardoor tevens met de sloop van de oude kerk kon worden
begonnen. Er is dan nog sprake van middeleeuwse
muurschilderingen in het interieur, maar die worden niet of
nauwelijks gedocumenteerd.
Tijdens de sloop, die vóór 10 augustus 1860 diende te zijn
voltooid,
ontstaat enig oponthoud door de vondst van ‘verschillende
gewulfde catacombes’ onder het voormalig priesterkoor, en de
vondst van een brokstuk van een oude klok ‘welke circa 4000
ponden heeft gewogen’.
Reeds in september 1860 is de sloop voltooid want in die maand
begint men met het aanleggen van de fundamenten van de nieuwe
kerk. De eerste steen wordt op 30 april 1861 gelegd.
Op 11 september 1867 wordt het nieuwe kerkgebouw geconsacreerd.
Met een lengte van 72 m en een breedte van 37 m was deze veel
groter dan de in 1860 gesloopte kerk, die afmetingen had van 50
m x 25 m.
19-9-1944, bombardement na de
bevrijding, links Catharinakerk
De door Cuijpers gebouwde kerk
is gedurende de Tweede Wereldoorlog tot twee maal toe, namelijk
op 6 december 1942 en op 19 september 1944, ernstig beschadigd
door bombardementen. In 1944 valt een gedeelte van het tijdens
het bombardement ontstane puin op het plein vóór de kerk, maar
dat lijkt geen schade te hebben opgeleverd voor de ondergrond.
4.3
Begraven op het kerkhof en in de kerk
Aangenomen mag worden dat de
burgers van Eindhoven overwegend op het kerkhof van de
Catharinakerk, of in die kerk zelf zijn begraven. De
Catharinakerk was immers de enige kerk van de stad. Daarnaast
zijn ook mensen op het pestkerkhof begraven. Dit kerkhof lag
buiten de omgrachting van de stadskern aan het toenmalige einde
van de Heilige Geeststraat. De precieze locatie is echter niet
bekend. Bovendien was er sinds 1747 een Joodse begraafplaats,
maar die lag niet in de stad, maar in Woensel.
In de kerk en op het omringende
kerkhof zijn ongeveer 625 jaar lang mensen begraven, namelijk
tussen omstreeks 1225 en 1857. De gemiddelde levensverwachting
omstreeks 1400 bedraagt voor mannen slechts 37,7 jaar en voor
vrouwen nog minder, namelijk 31,1 jaar.
Omstreeks 1850 bedraagt het sterftecijfer in Nederland per jaar
ongeveer 26 per duizend inwoners (inclusief zuigelingen- en
kindersterfte); tegenwoordig is dit 7,9.
Stel dat de gemiddelde leeftijd van de Eindhovense bevolking
ongeveer 40 jaar bedroeg, en de gemiddelde bevolking van
Eindhoven tussen 1225 en 1857 ongeveer 1000 personen bedroeg,
dan stierven gemiddeld per jaar 1000 / 40 = 25 mensen. Gedurende
625 jaar zijn dus ongeveer 25 x 625 = 15.625 mensen gestorven.
Aangenomen mag worden dat deze bijna alle op het kerkhof van de
kerk, of in de kerk zelf zijn begraven.
In 1581 wordt bepaald dat
alleen religieuzen, en diegenen die zich door nobel gedrag
hadden onderscheiden, in de kerk mogen worden begraven, maar
dergelijke voorschriften werden nauwelijks nageleefd. Het was
duurder en daarom deftiger om in de kerk begraven te worden,
want de ruimte in de kerk was gering.
Voor de Catharinakerk zijn geen gegevens onderzocht over het
aantal begraven personen, evenmin over de verhouding tussen die
in de kerk en die op het kerkhof zijn begraven. Elders in
Nederland schommelde die verhouding gedurende de 17e,
18e en begin 19e eeuw jaarlijks
aanzienlijk, van één op de tien, tot meer dan de helft van de
begravingen in de kerk, terwijl de rest op het kerkhof werd
begraven.
Ook tijdens het gebruik door gereformeerden worden in de
Eindhovense Sint Catharinakerk nog mensen in de kerk begraven.
Het ging daarbij zowel om gereformeerden als katholieken. Voor
begravingen van katholieken diende echter te worden betaald aan
de gereformeerden: voor een ‘groot lijk’ bedroeg het tarief 6
gulden en 6 stuivers terwijl voor een ‘klein lijk’ de helft
moest worden betaald. Begravingen op het kerkhof zijn
aanzienlijk goedkoper: een ‘groot lijk’ kostte 1 gulden en 10
stuivers en een ‘klein lijk’ 15 stuivers.
Het begraven in de kerk kostte toen dus ongeveer vijf maal zo
veel als op het kerkhof.
De graven in de kerk zijn -
althans in een aantal gevallen - herkenbaar door grafstenen. Na
de ingebruikname van de kerk door de protestanten in 1649 worden
enkele goederen verkocht, waaronder ook enkele grafzerken.
Van enkele andere grafstenen zijn de opschriften bekend; in
enkele gevallen betreft dat collectieve graven en in één geval
gaat het kennelijk om een familiegraf (zie hieronder onder
‘Bidt voor de ziele’).
Ad majorem Dei gloriam ac
Guilielmi Meysa Turnhout et Joannae Ariaens ab Heeze parentum
atque Annae et Elisabethae sororum memoriam
-
Begrafn Johan van Esch van
Evesel scholtis van Kempenlandt sterf den 13 Juny 1587 bit voor
de siel [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 140 x 73 cm]
-
Hierleet begraven Meester Jan
van den Meden canonick Eyndhoven sterf anno 1537 den dorden dach
Mert [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 115 x 70 cm]
-
Hier leyt begraven Hendrik
Simons van den Broeck, Luytenant Drossaert der Landen van
Cranendonck, Eyndhoven, etc., sterft in den jaere onses Heeren
1588 den 24 Novemb.
-
Dirck van den Broeck, President
der Stadt Eyndhoven, sterft den 13 September 1639
-
Willem van den Broeck,
stadhouder ende Rentmeester des Quartiers van Kempenland, sterft
den 1 Augustij 1640
-
Willem van den Broeck, sterft
den 16 November 1649
-
Heer Dirck van den Broeck,
Priester, sterft den 11 September 1667
-
Mathys van Taterbeek sterft den
24 Augustij 1625 En Ilken Hendricks van den Broeck sijn huysvrou
sterft den 25 October 1645
-
Elisabeth van Taterbeeck sterft
den 29 September 1623
-
Bidt voor de ziele.
Henrick van
Taterbeeck sterft den 31 Mey 1637
Mr Henrick
Gillis sterft den 3 Meert 1668 Ende Mathias van den Gruthusen
sterft den 26 April 1668
Joffrou
Judith van Taterbeeck wedue dito Heer Gillis sterft den 13 Junij
1668
Anthoni van
den Gruthusen sterft den 31 Augustij 1654
Juffrou Anna
Stappaert obiit 27 Meert 1649
Sr Mathijs
Stappaert obiit 15 Meert 1658
Mr
Godefridus Stappaert obiit 16 Juli 1668
Mr Michael
Stappaert Rentmeester van Sijn Hoogheyt den Heere Prince van
Oranje obiit
15 Julij
1679 en Juffrouw Agnes van Taterbeeck syne huysvrou obiit 29
Januarij 1678
-
Heer Abraham Tempelaer
Rentmeester van ’t Quartier van Kempenlant en President der
Stadt Eyndhoven gestorven 9 Juli 1679
-
Heer van Wevert sterft den 17
December 1669
Op de vloer van het
tochtportaal aan de noordoostzijde van de huidige kerk bevindt
zich een groot fragment van een (andere?) steen (afmetingen 111
x 66,5 cm). Deze is zwaar gehavend door gebruik en slijtage als
onderdeel van de vloer. De tekst is haast volledig uitgesleten.
Slechts alleen een letter ‘S’ is nog te lezen. Waarom juist deze
ene steen opnieuw is gebruikt in de huidige kerk, en geen enkele
andere, is een vraag die onbeantwoord blijft.
Over het aantal begravenen in
zowel de kerk als op het kerkhof is nog geen onderzoek gedaan.
Omstreeks 1740 is ‘in gewone jaren’ nog sprake van een gemiddeld
aantal van 55 begravingen (kennelijk in zowel de kerk als op het
kerkhof).
De drossaard
van Eindhoven stelt in 1802 een onderzoek in naar de klachten
over sterke stank rond het kerkhof van de Catharinakerk. Volgens
hem kan de stank schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook
‘rollen’ doodsbeenderen en planken van lijkkisten langs de
straten. Geadviseerd wordt om voortaan te verbieden, dat stront-
en mesthopen op het kerkhof worden geworpen, de doodgraver te
instrueren over de diepte van de graven, de uitgespoelde
doodsbeenderen en planken periodiek te verzamelen en in het
knekelhuisje op te slaan en ook om het kerkhof ‘net als vroeger’
te ommuren.
In Frankrijk is al in 1776 om ethische en hygiënische gronden
verboden om nog langer in kerken te begraven, want men acht het
een onhoudbare situatie om in de kerk ‘boven een rottend
overschot van de doden’ te zitten.In 1808 kondigt koning Lodewijk Napoleon nieuwe instructies aan
over het begraven, maar pas met ingang van 1 januari 1829 is het
in de Nederlanden voortaan verboden in de kerk te begraven.
In 1857 wordt het
oorspronkelijke (eerste) kerkhof langs de kerk gesloten en deels
geruimd, om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe kerk. Er
wordt een nieuw kerkhof in gebruik genomen. Dit tweede kerkhof
komt juist ten noorden van de stadskern te liggen buiten de
toenmalige bebouwde kom, op Woensels grondgebied, namelijk langs
de Vestdijk ter hoogte van de huidige Raiffaisenstraat. Op dit
terrein wordt overigens reeds sinds 1829 begraven, maar dat
betreft vrijwel uitsluitend aan cholera gestorven personen en
gesneuvelde soldaten.
In 1857 zijn een aantal graven
van het eerste naar het tweede kerkhof verhuisd en in oktober
1859 is, voorafgaand aan de sloop van de kerk, nogmaals sprake
van het opgraven en het transport van lijken dat alleen ‘des
nachts en onder toezigt van den Wethouder E.M. Jonckbloet’ mocht
gebeuren.In 1877 is opnieuw een ander terrein als kerkhof ingericht, dit
betreft het gebied langs de huidige Edenstraat, dat nog steeds
als zodanig in gebruik is. De eerste dode is daar op 28 juli
1877 begraven. Omstreeks 1900 zijn de graven op het tweede
kerkhof geruimd; enkele daarvan zijn overgebracht naar het derde
St. Catharinakerkhof. Dat ze niet alle geruimd zijn lijkt uit
het feit dat omstreeks 1995 enkele vuilniszakken menselijke
skeletdelen werden bezorgd op het hoofdbureau van politie aan de
Mathildelaan in Eindhoven. Deze botten waren gevonden tijdens
bouwactiviteiten op het terrein van het tweede kerkhof.
4.4
Topografische afbeeldingen
Het uiterlijk van de in 1860
afgebroken kerk is bekend aan de hand van een aantal
afbeeldingen. De oudste twee dateren uit omstreeks 1640-1650;
deze zijn gemaakt door Isaac van Ostade (1621-1649). Dat deze
prenten de Catharinakerk voorstellen, is overigens pas in 1986
herkend.
Ze laten een kerk zien met een ietwat plompe toren met een korte
spits en een hoog opgaand schip, waarvan het koor deels
verborgen ligt achter de bebouwing van het Stratumseind.
Ongeveer uit een eeuw later, namelijk uit 1738, is ons opnieuw
een afbeelding overgeleverd van de kerk. Ditmaal is ook een
(minstens) dubbel koorgedeelte zichtbaar, dat lager is dan het
schip van de kerk. Ook het kerkhof wordt weergegeven, dat is
ommuurd en is begroeid met bomen. Door deze bomen is niet
zichtbaar hoe de contouren zijn van het koorgedeelte ter hoogte
van het maaiveld. Latere afbeeldingen laten telkens een kerk
zien waarvan het koor lager is dan de kerk.
De jongst
bekende afbeelding dateert uit 1860 en moet kort voor de sloop
van de kerk zijn getekend. Het koor is op die tekening even hoog
als het schip, terwijl afbeeldingen uit 1791 en 1798 nog een
lager koor tonen.
Wanneer de afbeelding van 1860 een juiste weergave betreft,
moeten na 1798 dusdanige verbouwingen aan de kerk hebben plaats
gevonden. Dit zal dan gebeurd zijn tijdens één van de
verbouwingen en herstelwerkzaamheden na 1807.
|
Hieronder een artikel uit 1950
(Door onderzoek
van de laatste 50 jaar blijkt dat onderstaande visie van de ligging van
de voor-middeleeuwse kerk onjuist is, lees hiervoor
Bron
Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002)
DE OUDE SINT CATHARINAKERK TE EINDHOVEN.
Bij het herstel van de schansmuren en
het kerkplein van de Sint Catharinakerk in Maart en April van dit jaar
(1950) stiet men op resten van funderingen, die klaarblijkelijk
afkomstig waren van een van de vroegere kerken, waarvan althans zeker de
laatste daar ter plaatse moet hebben gestaan. De funderingen waren
gemetseld van "veldovenstenen" van een zeer groot formaat, in kalkspecie.
Er werd de hoop gekoesterd, dat bij het onderzoek, dat naar aanleiding
van deze vondst werd ingesteld, nog iets te voorschijn zou komen van de
kerk die Eindhoven gedurende de Middeleeuwen moet hebben gehad.
Volgens SCHUTJES was in de vorige eeuw
nog de plattegrond bekend van de collegiale kerk van Eindhoven, welke in
1486 is afgebrand 1). Deze plattegrond zou aanwezig zijn geweest in het
stadsarchief. SMITS vermeldt,
dat bij het afbreken van de oude kerk in 1860, de
funderingen van de Middeleeuwse kerk zijn gevonden 2). -Moeten we
verband zoeken tussen deze beide feiten en een pentekening van twee
plattegronden, welke zich bevindt in het prentenkabinet van het
Provinciaal Genootschap (nr. 2450) ? (Afb. 1). De herkomst van deze
afbeelding is niet bekend. De kerk welke SMITS bedoelt, had twee koren;
dit stemt dus overeen met plattegrond B (zie afb.). Daar staat
tegenover, dat volgens HOUBEN, de oude collegiale kerk drie koren had
3). Misschien telde HOUBEN als zodanig ook de ruimte tussen de beide
absiden van plan B. Het onderschrift van de pentekening doet eveneens
veronderstellen dat men in de mening verkeerde, te doen te hebben met
de plans van twee verschillende kerken.
Leggen we evenwel de twee plattegronden
op elkaar, dan blijken de schepen van beide kerken vrijwel geheel
overeen te stemmen, evenals de torens. Bovendien had de kerk voor de
franse tijd twee koren; dit blijkt uit een afbeelding van 1738 (afb. 18)
(nr. 2444). Een aanwijzing in deze richting geeft ook nog een
inventaris, in 1648 opgemaakt door Johan Stapparts, rentmeester van de
Prins van Oranje, waarin sprake is van „den grooten choor" en „den choor
van Onze Lieve Vrouwe" 4). Zo kan men zeggen, dat
grondplan B de kerk in de toestand voor de franse tijd voorstelt, en A
dezelfde kerk na de restauraties welke sedertdien hebben plaats gehad.
Dit moet degenen, die de oude kerk in 1860 hebben afgebroken, bekend
zijn geweest. Het ligt daarom voor de hand, dat de tekenaar van beide
plattegronden niet bij de afbraak aanwezig is geweest, anders had hij de
afbeeldingen waarschijnlijk niet ten opzichte van elkander gedraaid. Ook
degene, die het onderschrift heeft aangebracht, is zeer waarschijnlijk
geen ooggetuige geweest van de afbraak. Een reden temeer om niet
blindelings te vertrouwen op de juistheid van alle details.
Plan B kan zeer zeker een gotische kerk
betreffen, zij het dan een met enkele merkwaardige afwijkingen. Volgens
onze begrippen is de plaatsing van de beide absiden t.o.v. de hoofdbeuk
van de kerk wel erg onpraktisch. Bovendien doet zich bij de opbouw
volgens deze plattegrond een zeer grote moeilijkheid voor. De beide
bogen n.l., die de muren van de meest Oostelijke travee dragen (de kerk
was georiënteerd), vinden aan de koorzijde geen steun op een zuil.
Mogelijk berust dit op een onnauwkeurigheid in de tekening. In elk geval
moet althans het Noordelijke koor aanwezig zijn geweest. De funderingen
van de driezijdige afsluiting hiervan, zijn immers in het begin van dit
jaar gevonden. Als we deze vondst vergelijken, met de kadasterkaart
van
1830,
dan schijnt dit koor inderdaad breder te zijn
geweest dan de zijbeuken van de kerk.
Een tweede voorbeeld van een dergelijke
plaatsing van absiden is me niet bekend. Moeten we bij de verklaring
hiervoor misschien rekening houden met de lange bouwtijd? De bouw zou in
1489 begonnen zijn, in 1515 nog niet voltooid
5)
en in 1554 is de kerk weer
gedeeltelijk door brand verwoest 6). Anderzijds is volgens SHITS in 1525
het schip gedeeltelijk ingevallen, doordat bij een storm de torenspits
op de kerk viel 7). Typisch is, . dat ondanks het feit, dat beide koren
architectonisch volkomen gelijkwaardig zijn, in de inventaris van Johan
Stapparts van
1648,
toch gesproken wordt van „den grooten choor".
Tot de muurresten die in Maart van dit jaar zijn gevonden, behoren ook
zware funderingen met steunberen, die doorliepen tot onder het trottoir
van de Kerkstraat. Deze resten kunnen een verklaring vinden in de
uitbouwen ter weerszijden van de toren. Het is niet uitgesloten, dat het
zeer vervallen gedeelte tegen de toren, op de afbeelding van
1738,
deze uitbouwen betreft. Het perspectief van dat gedeelte was de graveur
van de afbeelding klaarblijkelijk wel wat al te machtig, zodat de prent
in dit opzicht te onbetrouwbaar is. Het schijnt wel dat we aan deze
uitbouwsels moeten denken, waar SHITS s) schrijft over een omloop om de
toren, welke na 1721 is afgebroken, „behoudens de twee uiteinden aan de
noorder- en zuiderzijde" Het doel van deze ruimten is niet erg
duidelijk. We moeten hier in elk geval rekening blijven houden met de
mogelijkheid van een vroegere verbouwing. De kapel van O.L. Vrouw
Presentatie stond volgens COPPENS en SHITS aan de toren 9).
Het andere plan (afb. 1A) komt behoudens enkele kleinere afwijkingen,
vrijwel overeen met dat van de kadasterkaart van
1830. Op
deze kaart komen o.a. nog een paar
tochtportaaltjes voor, welke ter plaatse van de meest westelijke travee
van het schip tegen de zijbeuken zijn geplaatst. Op een aanzicht van de
zuidzijde van een door Verhees gemaakte tekening van 1791, komt eveneens
zo'n tochtportaaltje voor
10).
Verder blijkt nog uit de kadasterkaart dat de kerk
georiënteerd was, met een kleine afwijking naar het Noorden van ongeveer
12 graden.
Dat de belangrijke verbouwingen van de
koorruimte hebben plaats gehad bij de restauraties in de franse tijd van
voor 1810 11), ligt wel voor de hand.
Door het wegbreken van enkele zuilen bij de inrichting van
de kerk tot bakkerij in 1794, was immers de muur tussen „het ruim" en
„het koor" ingestort 12), en daardoor
waarschijnlijk ook een deel van het schip en de beide koren. Van de
toestand na deze verbouwing zijn mij slechts twee zeer kleine
panoramaafbeeldingen bekend. De ene is een sepiatekening, berustend bij
het Provinciaal Genootschap (2448), gedateerd pl.m. 1800. Dit zou dus te
vroeg zijn. De tekening is zeer globaal opgezet en slecht getekend.
Beter verzorgd, maar nog kleiner, is een lithografie van Arntzen,
eveneens bij het P.G. aanwezig (2465), gedateerd 1850. Beide
afbeeldingen geven de indruk dat de bijgebouwde kruisarmen ongeveer tot
gelijke hoogte met de zijbeuken zijn opgetrokken, terwijl het koor hoger
reikt. Mogelijk bestaan er nog afbeeldingen die meer opheldering kunnen
geven.
Al met al moet de Catharinakerk in de
vorige eeuw de indruk hebben gemaakt van een lappendeken. We kunnen het
verlies van deze „grote dorpskerk" (zij was ongeveer 50 meter lang), die
onder zeer armelijke omstandigheden is gebouwd, betreuren, we behoeven
er geen spijt van te hebben dat we er de tegenwoordige voor in de plaats
hebben gekregen.
Intussen is wel zeer waarschijnlijk geworden dat we de Middeleeuwse kerk
van voor 1846, nog niet kennen. Op dat gedeelte van het kerkplein, dat
door de omstandigheden niet ontgraven is kunnen worden, kunnen we geen
grote ontdekkingen meer verwachten, omdat daar de funderingen
grotendeels afgebroken moeten zijn geweest voor latere gebouwen. Voor
een verder onderzoek zullen we naar andere bronnen moeten uitzien.
HERMAN STRIJBOS
in
Oud Eindhoven: voorstudies tot de geschiedenis van Eindhoven, Interbook
International, Schiedam. Oorspronkelijk verschenen in 1950.
1) L. H. C. SCHUTJES: Geschiedenis van bet bisdom 's Hertogenbosch,
Sint Michielsgestel 1872. Deel III p. 551.
2) Beknopte geschiedenis van Eindhoven, Eindhoven 188?-'88. Deel I, p.
81.
3) Geschiedenis van Eindhoven, de stad van Kempenland, Turnhout 1890.
Deel I, p. 4.
5) HOUBEN: t.a.p., p. 73.
6) T.a.p., blz. 12.
7) T.a.p., p. 81.
8) Sa.p., P. 198.
9) COPPENS, J. A.: Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's
Hertogenbosch, 's Hertogenbosch 1843. Deel III blz. 76 en SHITS: t.a.p.,
p. 85.
10) GERLACH O.M.C., P. C., Het schetsenboek van Hendrik Verhees, Bossche
Bijdragen dl. 16, 1938-'39, p, 266-281.
11) COPPENS, t.a.p., p. 78.
12) COPPENS, t.a.p., p. 78. Naar: HANEWINKEL, Geschied- en aardrijksk.
beschrijving der stad en Meierb van 's Bosch, Nijmegen 1803, p. 390 en
391.
Catharinakerk in het kort
In 1813 worden ten gevolge van wetgeving van de Nationale Vergadering
van de Bataafse republiek kerkgebouwen teruggegeven aan de katholieken
in die plaatsen waar zij in de meerderheid zijn. Zo draagt in Eindhoven
(95% katholieken) de Hervormde Gemeente de laat-middeleeuwse en intussen
vervallen Catharinakerk over.
De kerk is al snel te klein en om plaats te maken voor nieuwbouw wordt
in 1857 het kerkhof geruimd.
In 1858 krijgt de Roermondse architect Pierre J.H. Cuypers (1827-1903)
de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen op de plaats van de oude kerk.
Hij ontwerpt een neo-gotische driebeukige kruisbasiliek met driebeukig
dwarsschip, een priesterkoor met omgang en drie zeshoekige
straalkapellen. De kerk is niet oost-west georienteerd, zoals de
middeleeuwse kerk met het altaar in het oosten , maar conformeert zich
aan de stedebouwkundige situatie met de hoofdingang tussen twee toren
aan de natuurlijke ingangszijde; het Stratumseind.
In de Catharinakerk zijn de ideeën betreffende architectuursymboliek van
Alberdingk Thijm, vriend en zwager van Pierre J.H. Cuypers, te
herkennen. Bouwkundige onderdelen en inrichting van de kerk zijn
onderdelen van van een samenhangend symbolisch systeem. Zo zijn de op
het eerste gezicht gelijke torens in detaillering verschillend en staat
de noordelijke 'slanke' toren (de ivoren toren) voor vrouwelijk; vrede;
reinheid en de zuidelijke 'zwaardere' toren (de toren van David) voor
mannelijk; kracht; sterkte.
Deken G.W. van Someren is de stuwende kracht achter de plannen voor de
bouw van een nieuwe Catharinakerk, hij legt in 1861 de eerste steen, 6
jaar later in 1867 wordt de kerk door Mgr J. Ph. Deppen ingewijdt.
De stedebouwkundige situatie van de kerk als gebouw aan de straat is
onbevredigend geworden doordat het voorplein met omheining bij het
bombardement van 19 september 1944 is vernield en omdat de pastorie die
de zijkant van het plein aan de zuidzijde afsloot is gesloopt, terwijl
later aan de noordzijde de belendende bebouwing als gevolg van een
verbreding van de straat veel verder van de kerk is komen te staan.
De kerk was oorspronkelijk aan de zuidzijde geheel ingebouwd. Door de
aanleg van een vernieuwde verbinding tussen het Stadhuisplein en het
Stratumseind kwam de kerk vrij te liggen. Deze nieuwe straat met zijn
onduidelijke profiel maakt hier echter geen gebruik van. Ook aan de
betekenis van de verbinding tussen kerkelijk en seculier centrum te
weten stadskerk en stadhuis wordt geen recht gedaan. |