home

 

 

 

speciale gemeentelijke archeologie site:
Op 22 april 2005 zijn de opgravingen gestart.
In 2007 zijn de afgravingen afgerond het is afwachten wat "

Prof.dr. Peter de Knijff staat aan het begin van een heel nieuw onderzoeksterrein: de archeo-epidemiologie. De afgelopen vier jaar zijn ruim 600 skeletten uit de periode 1200-1850 opgegraven in het centrum van Eindhoven. Binnenkort komen de tanden en kiezen daarvan in vier vriezers naar het laboratorium van De Knijff. Daar wordt het DNA van dat materiaal bestudeerd en vergeleken met dat van hedendaagse inwoners van Eindhoven. Centrale vraag: kwamen bepaalde genetische risicofactoren voor ziektes zoals diabetes en hart- en vaatziekten toen ook al voor?  lees verder op:
http://www.nieuws.leidenuniv.nl/index.php3?c=1044

 

 


Bomen op Catharinaplein horen er gewoon weer te staan na de opgravingen. foto 1990 (??)
 

Onderzoek Catharinaplein kost 2,5 mln, Opgraving van start zonder geld, Eindhovensdagblad 23-4-2005
Door PLEUN VAN STRALEN

Zaterdag 23 april, EINDHOVEN – Het is nog volledig onzeker hoe het archeologisch onderzoek naar middeleeuwse graven op het Catharinaplein betaald gaat worden. De opgraving, die 2,5 miljoen euro gaat kosten, is gisteren officieel gestart, maar de gemeente Eindhoven heeft nog niet één euro aan subsidie binnen.

De verwachting is dat onder het plein voor de Catharinakerk –behalve een schat aan historische informatie over de stad– zeldzaam middeleeuws menselijk DNA bewaard is gebleven. Met dit DNA kan wellicht duidelijk worden waarom een deel van de Europe anen resistent lijkt tegen het HIV-virus, hetgeen kan bijdragen aan een behandeling van aids. Eindhovens wethouder M.Schreurs (Stadsontwikkeling) heeft ’het volste vertrouwen’ dat ze het benodigde bedrag nog bijeen krijgt. „We hebben aanvragen bij andere overheden uitstaan, maar de besluitvorming is daar nog niet afgerond”, zegt Schreurs. Het Rijk heeft volgens de wethouder anderhalf miljoen euro toegezegd, maar wel met de voorwaarde dat Eindhoven eerst zelf een miljoen euro bij elkaar sprokkelt. Daarvoor heeft de gemeente onder meer aangeklopt bij de provincie Brabant. Het archeologisch onderzoek wordt dinsdag besproken in de kadernota van Gedeputeerde Staten. Dan wordt duidelijk hoeveel GS aan het onderzoek uit willen geven. Maar het zijn uiteindelijk de Provinciale Staten die –waarschijnlijk in juni– over de hoogte van het bedrag beslissen. De wethouder verwacht over ’ongeveer twee maanden’ de financiering rond te hebben. „Dan zijn de procedures wel afgerond.” Daarop wachten, weigert Schreurs: „Voor deze vertraging hebben we geen tijd. De inrichting van het Catharinaplein moet voor een bepaalde tijd gerealiseerd zijn, anders lopen we andere miljoenen aan cofinanciering mis.” Resten Ook de archeologische resten onder de grond kunnen niet wachten. „Het DNA-materiaal waar we naar op zoek zijn, spoelt dan weg”, legt stadsarcheoloog N.Arts van de gemeente Eindhoven uit. De kosten die de komende maanden worden gemaakt, betaalt de wethouder uit de pot voor later geplande archeologische opgravingen. „Tegen de tijd dat we de financiering rond hebben, kan er eventueel geld teruggestort worden”, aldus Schreurs.

Speuren tussen skeletten (AD-17-03-2005)
Stadsarcheoloog Nico Arts bekijkt een schedel. Onder het Eindhovense Catharinaplein liggen de eeuwenoude stoffelijke resten van meer dan 500 mensen. Wetenschappers nemen DNA af bij de beenderen. foto Cor de Kock (AD 17-3-2005)

Op het Catharinaplein in Eindhoven worden honderden eeuwenoude skeletten opgegraven. In het DNA zit mogelijk belangrijke informatie over de ziekte aids.

In de voormalige pizzatent aan het Catharinaplein is een archeologisch zenuwcentrum opgezet. Hier zullen deze week de eerste botresten op tafels worden schoongemaakt, gedroogd, gearchiveerd en tentoongesteld. Uiteindelijk zal een deel elders worden ingevroren. Op de verlichte glasplaat boven de afhaalbalie, waar ooit de pizza's werden aangeprezen, prijkt nu de afbeelding van een schedel: een archeologengrapje.

Op het plein voor de kerk staat een grote tent die beschutting biedt aan de archeologen en vrijwilligers die hier de komende maanden e e n miljoen kilo grond moeten verzetten. Zonder schop of graafmachine, maar minutieus met troffel en kwast.

Onder het plein in het uitgaanscentrum van Eindhoven liggen 500 tot 1000 mensen begraven uit de ruim acht eeuwen die Eindhoven oud is. In hun gebitten zit DNA-materiaal dat mogelijk meer licht kan werpen op de vraag waarom tien procent van de met hiv besmette West-Europeanen geen aids krijgt. De theorie is dat dit een gevolg is van de grote pestepidemieën tijdens de Middeleeuwen.


Overlevenden van de epidemieën, die woedden vanaf pakweg 1350, zouden een DNA-mutatie hebben ondergaan die beschermde tegen de pest. Daardoor zouden hun afstammelingen nu nog het hiv-virus kunnen weerstaan. Onder het Catharinaplein liggen skeletten van zowel voor als na de grote pestepidemieën. Dat maakt vergelijkingen mogelijk. Zo kan wellicht duidelijk worden wanneer en hoe de mutaties zijn ontstaan.

Stadsarcheoloog Nico Arts en zijn team worden bijna dagelijks lastiggevallen door een groeiende horde verslaggevers vanuit alle uithoeken van de wereld. `Een antwoord op aids in eeuwenoude skeletten in Eindhoven', gaat ook aan persbureau Reuters en nieuwszender CNN niet voorbij. Arts moet wel een beetje lachen om alle aandacht. Het DNA zal op zijn vroegst volgend jaar maart 2006 door specialisten worden onderzocht. Daarna kan het nog zeker een jaar duren voordat resultaten zijn te melden.

Voor Arts is de zoektocht naar de Eindhovense identiteit de hoofdzaak. ,,Door de grote stadsbranden van 1486 en 1554 zijn niet alleen grote delen van Eindhoven verloren gegaan, maar ook vrijwel alle archiefstukken.'' Ook de twee bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de vernieuwingsdrang van de gemeente daarna hebben van het historische Eindhoven weinig overgelaten. ,,Misschien vinden we in de grond wel Spanjaarden of andere nationaliteiten die de oorsprong van de Eindhovenaar nader verklaren. Ook munten en persoonlijke spullen zullen een hoop informatie prijsgeven.''

Inmiddels zijn de eerste botsplinters naar boven gehaald. De graven liggen op nog geen 30 centimeter diep. Uit voorzorg worden eerst de boomwortels uit de grond gehaald. Die zijn deels met de graven vergroeid. Alleen dit karwei gaat al een maand in beslag nemen. Haast is geboden, want doordat er steeds meer ondergrondse parkeergarages zijn, is er een soort getijdenwerking ontstaan in het grondwater. Daardoor zou belangrijk DNA-materiaal kunnen wegspoelen. ,,Zelfs een wildplasser of een achteloos weggegooid glas bier kan van invloed zijn op het DNA-materiaal'', zegt Arts.

Overigens zijn niet alle Eindhovenaren blij met de 2,5 miljoen euro kostende opgraving. Fractievoorzitter A. Rennenberg van het Ouderen Appe l Eindhoven spreekt van grafschennis. ,,Aan deze mensen is, hoe lang geleden ook, door een priester eeuwige rust beloofd. Die wordt hen nu bruusk ontenomen.'' Rennenberg heeft er vooral moeite mee dat de overblijfselen niet zullen worden herbegraven maar eindigen in een gemeentelijk depot. ,,Daar hadden we vroeger een naam voor: het knekelhuis.''
 
De gezichten van de doden die begraven liggen onder het Catharinaplein in Eindhoven worden gereconstrueerd. Stadsarcheoloog N. Arts heeft dat gisteren bekendgemaakt. Een team van archeologen treft op de plek voorbereidingen om de lichamen op te graven. De overblijfselen dateren uit de middeleeuwen. De stadsarcheoloog stelt dat de reconstructie van de gezichten met een computer nodig is om vast te stellen wat de relatie is tussen de mensen die er begraven liggen. Eerder werd duidelijk dat er ook een groot DNA-onderzoek zal plaatsvinden. DNA-deskundige P. de Knijf van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) meent dat het DNA van mensen uit de Middeleeuwen die pestepidemiee n hebben overleefd, kan leiden naar een medicijn tegen aids. (AD 19-03-2005)
 

 

 

In maart 2005 zijn belangrijke opgravingen voor de Sint-Catharinakerk in Eindhoven begonnen. De middeleeuwse graven onder het plein herbergen botten met kostbaar erfelijk DNA materiaal, dat zou kunnen helpen in de strijd tegen aids.
Het geraamte van de 10-jarige Marcus van Eindhoven, die waarschijnlijk rond 1300 leefde, werd enkele jaren geleden opgegraven dankzij de droge grond onder het Catharinaplein.

Catharinakerk: bouw van de onderzoekstent voor de DNA-sporen op 8-3-2005 (Bomen en bankjes zijn verwijderd)

Catharinakerk: alle werkzaamheden op de voormalige begraafplaats voor het DNA-onderzoek gebeuren in een tent tot 2006

Meer dan 50 jaar geleden schreef men nog dat men geen grote ontdekkingen meer te verwachten waren "Intussen is wel zeer waarschijnlijk geworden dat we de Middeleeuwse kerk van voor 1846, nog niet kennen. Op dat gedeelte van het kerkplein, dat door de omstandigheden niet ontgraven is kunnen worden, kunnen we geen grote ontdekkingen meer verwachten, omdat daar de funderingen grotendeels afgebroken moeten zijn geweest voor latere gebouwen. Voor een verder onderzoek zullen we naar andere bronnen moeten uitzien." Deze andere bronnen zijn dus de DNA sporen die in 2002 gevonden zijn en in 2005 verder opgegraven gaan worden.

Op het Catharinaplein is inmiddels een tent met houten schutting opgetrokken. In het bouwwerk is begonnen met de voorbereidingen. „We hebben een jungle aan boomwortels die we voorzichtig moeten verwijderen.“

Voorbereidingen in de tent, gezien vanuit het toekomstige bezoekerscentrum
(foto: ton  van de Meulenhof, Eindhovensdagblad)

 
EINDHOVEN

Wetenschap geïnteresseerd in middeleeuws grafveld in Eindhoven

Onder het Catharinaplein in Eindhoven ligt een oud grafveld. De skeletten bevatten nog dna. Een historische schatkamer, volgens tal van onderzoekers die in maart beginnen met de opgraving.

Het is een onooglijk pleintje midden in het centrum van Eindhoven. Het Catharinaplein, pal voor de deur van de stadskerk Sint Catharina, telt zeventien platanen en enkele tussen muurtjes gemetselde zitbanken. Maar onder het plaveisel ligt Eindhovens schatkamer, een middeleeuwse begraafplaats vol skeletten die nog dna-materiaal bevatten.

'We zitten op een goudmijn met eeuwenoude dna-informatie', jubelt wethouder Mary-Ann Schreurs (D66). 'Bovengronds zie je niet dat Eindhoven een oude stad is. De geschiedenis ligt onder dit pleintje. Deze mensen gaan opnieuw praten', zegt stadsarcheoloog Nico Arts.

Hij schat dat onder het pleintje 500 tot 1000 skeletten liggen, die begraven zijn in en naast de oude, in 1860 afgebroken Catharinakerk. Bijna drie jaar geleden werd bij een proefopgraving het graf van een ongeveer 10-jarige jongen ontdekt, die omstreeks 1300 moet hebben geleefd en Marcus van Eindhoven is gedoopt. Diverse kenmerken, zoals zijn geslacht, konden worden bepaald uit het dna van zijn gebit.

Het behoud van dat dna-materiaal heeft Eindhoven te danken aan de relatief droge ondergrond. In de nattere gebieden is het dna van oude skeletten al lang opgelost in het grondwater. Maar ook in Eindhoven wordt het grafveld bedreigd door oprukkend water.

Het gemeentebestuur heeft daarom toestemming gegeven om het hele plein uit te graven en alle eeuwenoude graven bloot te leggen. Volgens wethouder Schreurs is het 'uniek in de wereld dat zoveel dna-materiaal boven de grond komt'. Volgens stadsarcheoloog Arts dateren de graven van ongeveer 1225 tot 1830.

De opgravingen zijn niet alleen van archeologische betekenis. Ook het forensisch laboratorium voor dna-onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) heeft interesse voor het dna van de middeleeuwse doden. De Eindhovense skeletten kunnen mogelijk zelfs een bijdrage leveren aan de strijd tegen aids.

Want ongeveer 10 procent van de Europeanen blijkt niet of nauwelijks vatbaar te zijn voor HIV, het virus dat aids veroorzaakt, dankzij een dna-mutatie. Volgens sommige wetenschappers kan die mutatie ooit zijn ontstaan als bescherming tegen de pest. Anderen beweren echter dat niet de pest, maar de pokken de mens deze resistentie heeft bezorgd. (Aidsimmuniteit in Europa komt niet door pest maar door pokken)

De pestepidemien woedden in Europa vanaf pakweg 1350. Het idee is dat overlevenden sindsdien een afweermiddel hebben opgebouwd, waardoor sommige mensen nu ook het aids-virus (ondanks blootstelling daaraan) weerstaan.

De Eindhovense skeletten zullen daarom ook nauwgezet door een wetenschappelijk team van het LUMC onder leiding van dna-deskundige Peter de Knijff worden onderzocht.

Volgens stadsarcheoloog Arts zitten onder het Catharinaplein skeletten van zowel voor als na de grote pestepidemieën. Dat maakt vergelijkingen mogelijk. Zo kan wellicht duidelijk worden wanneer en hoe de mutaties zijn ontstaan die mensen immuun maken voor bepaalde virussen.

Maar ook archeologen zijn enthousiast . Ze kunnen op basis van dna niet alleen geslacht en andere kenmerken, waaronder ziekelijke aandoeningen, achterhalen. 'We kunnen ook aantonen wie met wie verwant was, zelfs door de eeuwen heen. Ook mensen die nu over het Catharinaplein lopen, kunnen verwant zijn aan de mensen die onder de grond liggen', aldus Arts.

Het gemeentebestuur van Eindhoven gaf deze week een kapvergunning af om de zeventien platanen, geplant in 1982, neer te halen. Het verlies aan groen zal elders in de binnenstad worden gecompenseerd. In maart gaat de eerste schop de grond in. De archeologen denken anderhalf jaar nodig te hebben om alle graven bloot te leggen. Het archeologisch onderzoek gaat 2,5 miljoen euro kosten, waarvan 1.5 miljoen is 'gedekt'. Voor het resterende bedrag zoekt wethouder Schreurs nog subsidie- en sponsorgelden.
Volkskrant

 


Archeoloog Nico Arts (links) en Dick van der Roest bezig met de 'tracer', een apparaat dat elektrische velden meet. Arts hoopt zo aanwijzingen te krijgen voor de exacte ligging van de oude stadskerk op het Catharinaplein In Eindhoven.

Tot acht meter onder 't Catharinaplein kijken

"Er zitten veel leuke dingen in de grond, die zeker de moeite waard zijn om verder te onderzoeken", kan Dick van der Roest van Ground Tracer BV na de eerste metingen alvast melden. Met zijn grondradar en de tracer, die afwijkingen in elektrische velden meet, heeft hij gisteren een eerste kijkje onder de bestrating van het Eindhovense Catharinaplein genomen. Over twee á drie weken kan hij de concrete resultaten van de metingen presenteren.

Die uitkomsten zijn gebaseerd op radar- en tracermetingen van twee tot acht meter diep. De platte doosjes op wielen waar Van der Roest mee werkt, ogen misschien weinig high tech, ze zitten vol geavanceerde technologie. De radar stuurt hoogfrequente geluidsgolven, tot 900 megaherz, de grond in. De tracer scant het gebied door middel van afwijkingen in het elektrische veld. Dezelfde techniek wordt bijvoorbeeld op grote schaal gebruikt voor het vinden van ertsen in de bodem. Het apparaat is echter oneindig veel gevoeliger en kan ook kleine afwijkingen duiden. Van der Roest ontwikkelde de speurneus met een Russische collega, die destijds voor de Sovjet Unie apparaten ontwikkelde om de bodem van Mars mee te onderzoeken. Van der Roest vliegt inmiddels de hele wereld over met deze geavanceerde apparatuur. Zo wist hij in Florida op de bodem van een meer een ondergelopen indianennederzetting te vinden.

Van der Roest: "Vaak lever ik alleen de apparatuur, maar deze klus in Eindhoven vond ik zo leuk dat ik liever zelf wilde komen meten." Stadsarcheoloog Nico Arts hoopt door de metingen van gisteren een duidelijk beeld te krijgen van de ligging van de voormalige stadskerk, die in 1860 is afgebroken. Deze kerk lag pal voor de later gebouwde Catharinakerk. De metingen maken de exacte locaties van het voormalige koor, altaar, muren en van de grafkelder zichtbaar. Daardoor kunnen de archeologen heel gericht gaan graven.

Hoewel de metingen tot acht meter gaan, gaan Arts en zijn team tot ongeveer twee meter diep graven. Arts: "Het is bijna onmogelijk werkelijk tot acht meter te graven. Al was het maar vanwege het grondwater dat ook op ongeveer twee meter begint."
 

De opgravingen in Eindhoven hebben de aandacht van de buitenlandse pers en wetenschap getrokken. De toonaangevende Canadese krant Globe & Mail publiceert er zaterdag een artikel over. Het internationale persbureau Reuters en National Geographic hebben aangegeven een kijkje te komen nemen bij de opgravingen. Arts is met universiteiten in de VS en in Groot-Brittannië in overleg over specialistisch DNA-onderzoek en digitale gezichtsreconstructie.

Vrijdag gaat Van der Roest met zijn radar en tracer-apparatuur ook aan het werk op het 18 Septemberplein, om de Woenselse Poort te lokaliseren. Deze ligt waarschijnlijk onder een van de gebouwtjes op het plein, aangezien er bij eerdere grondboringen elders geen sporen van gevonden zijn.

[Bron: Eindhovens Dagblad, 22 februari 2005]

Uitslag "we gaan vreemde dingen vinden“"


Eindhoven  klm luchtfoto 16207

Tijdens een kleinschalige opgraving op het plein voor de Catharinakerk in Eindhoven zijn skeletresten uit de Middeleeuwen aangetroffen. Het zullen belangrijke personen zijn geweest die zo dichtbij het hoofdaltaar van de kerk begraven zijn. Het enige graf dat nader onderzocht is, was van een kind. Archeologisch dna onderzoek wees uit dat het om een jongetje ging. Hij moet getuige de gebitsontwikkeling ongeveer tien jaar geweest zijn. Bij de onderkaak van het jongetje lag een muntje, een grosso van de doge (hertog) van Venetie. Het zilveren muntje was aan een, waarschijnlijk uit China afkomstig, zijden draadje op het doodskleed genaaid. Omdat op het afgesleten muntje Sint Marcus stond, is het jongetje Marcus van Eindhoven gaan heten.Marcus van Eindhoven. Een archeologische biografie van een middeleeuws kind
• Cultuurhistorische studies over Kempen-en Peelland 2
• Een uitgave in samenwerking met: Afdeling Archeologie van de gemeenten Eindhoven en Arts, N.
SBN 90-5345-222-2, 112 BLZ, 17 x 64 CM, DRUK: 2002
€ 12,95
Klik hier voor meer over Catharinakerk

 Een speciale site van de afd. archeologie
.eindhoven over de opgravingen
http://www.archeologie.eindhoven.nl/ehvck0506/ned/index.htm

 

Meer informatieve links over DNA en opgravingen

Ongeveer 10 procent van de Europeanen is, dankzij een gelukkige mutatie, minder vatbaar voor HIV, het virus dat aids veroorzaakt. Volgens een populaire hypothese is de mutatie in kwestie ontstaan als bescherming tegen de pest. Onderzoek met muizen lijkt die veronderstelling echter naar de prullenbak te verwijzen. Niet de pest, maar de pokken heeft de mens de resistentie bezorgd. VPRO-Noorderlicht

Genen schrapen uit fossielen
Al is een beest al tienduizend jaar dood, dan nog is er wel een beetje DNA uit te halen voor onderzoek. Met de juiste voorzieningen tenminste. Sinds vorige week heeft Leiden die met het Ancient DNA-laboratorium in huis.

Eindhoven graaft middeleeuwse lijken op (nos bericht en beluister de uitzending)

Beluister de UITZENDING van 21 maart 2005 (een op de middag) "Middeleeuws DNA tegen aids"
 

 
De afgravingen vinden plaats bij de punt.


 

Zo'n 60 aanwezigen luisterende aandachtig op donderdag 26 mei 2005 naar de lezing van stadsarcheoloog Nico Arts  in Museum Kempenland te Eindhoven over de eerste resultaten van de opgraving op het plein van de Catharinakerk te Eindhoven


Een vierde van het werk is gedaan, de komende grondlagen beloven nog veel archeologisch materiaal. Niet alleen tanden, maar ook tandglazuur, maaginhoud en aanwezigheid van  metalen geven een beeld van de leefwijze. Het gevonden DNA materiaal wordt steriel geborgen en 15 graden onder nul  bewaard om dna-vervuiling te voorkomen.
 

 


Skeletresten gevonden op Catharinaplein
Zaterdag 19 maart 2005 - EINDHOVEN – Op het Catharinaplein in Eindhoven zijn gistermorgen menselijke resten opgegraven. Dit gebeurde naast de tent op het plein voor de Catharinakerk, waar over ruim een maand een groot archeologisch onderzoek start. Volgens stadsarcheoloog N. Arts zijn de resten omhoog gekomen bij het plaatsen van lantaarnpalen tussen de kerk en de tent, voor verlichting van de toegang tot de kerk.

Voor het onderzoek zijn de gisteren opgedoken botten van geen belang, stelt Arts. „Ons onderzoek gebeurt in de tent, en dat gebeurt heel voorzichtig: met beschermende pakken, mondkapjes en dergelijke, om de gevonden materialen zo goed mogelijk te beschermen. De vondsten tekenen wel hoeveel mensen er vroeger begraven zijn in de oude kerk, die tot ruim een eeuw geleden voor de huidige stond.“ Arts schat dat er tussen de vijfhonderd en duizend graven liggen. Hoofdreden voor het onderzoek is het opgraven van middeleeuws menselijk dna. Dat kan mogelijk duidelijk maken of de pestepidemieën uit de middeleeuwen in Europa gezorgd hebben voor een wijziging in het dna bij de bevolking van toen, met als gevolg resistentie tegen het aidsvirus bij een deel van de huidige Europeanen.
Gezelschap

De opgravingen betekenen ook dat Marcus van Eindhoven, het inmiddels bekende middeleeuwse jongetje, letterlijk gezelschap krijgt. Onderzoekers gaan de gezichten reconstrueren van nog een aantal mensen die, net als Marcus, in vroeger eeuwen begraven zijn onder het Catharinaplein in Eindhoven. Marcus werd aan de hand van zijn skeletresten enkele jaren geleden gereconstrueerd, en gaf zo middeleeuws Eindhoven een gezicht.

 
We gaan hier nog geheid vreemde dingen vinden“

Door MICHEL THEEUWEN

Zaterdag 19 maart 2005 - EINDHOVEN – Nog voor de opgravingen op het Catharinaplein in Eindhoven begonnen zijn, heeft stadsarcheoloog Nico Arts al een tipje van de sluier in handen. De uitkomsten van het onderzoek met de grondradar tonen aan dat er op verschillende plaatsen bijzondere vondsten te verwachten zijn. „We gaan hier nog geheid vreemde dingen vinden“, klinkt het stellig uit de mond van Arts.

In februari onderzocht Dick van der Roest met zijn apparatuur de stoep voor de Catharinakerk. Daar liggen de fundamenten van een belangrijk deel van de oudere kerk die in 1860 is afgebroken.

Door het gebruik van grondradar en een tracer, die de afwijkingen in elektrische velden meet, is nu duidelijk waar die fundamenten precies liggen. „Nu weten we bijvoorbeeld dat Marcus, het kinderskeletje, niet onder het hoogkoor van de kerk lag, maar in een zijkoor.“

Als de bijzondere vondsten aan de orde komen, raken Arts en Van der Roest opgewonden. Twee grote gele vlakken zijn er ingetekend. Het ene is een grafkelder die rond 1725 is gesloten. Wat het andere is, blijft voorlopig een raadsel. Ook enkele andere plekken geven voorlopig hun geheim nog niet prijs. Er zit ’iets’ in de grond, waarschijnlijk metaal. „Misschien is het wel het graf van een priester die een kelk heeft meegekregen. Of een pot met goud. Nee, nee, dat is maar een grapje“, zegt Arts lachend. En Van der Roest meldt nog dat de tracer ’helemaal flipte’ op die plek. „Er waren veel verstoringen in de elektrische velden.“ Een verklaring daarvoor heeft hij wel. „Kerken werden vroeger niet zomaar ergens gebouwd. Die afwijkende velden brachten vaak natuurverschijnselen zoals frequente blikseminslagen of veel mist met zich mee. In de Middeleeuwen zagen ze dat dan als heilige plekken“, vertelt Van der Roest.

Duidelijk is volgens hem op de plaatjes te zien waar de graven liggen. Donkerblauwe vlekken zijn het, hier en daar groen waar ze dieper dan twee meter liggen. Soms ook heel netjes herkenbaar als een langwerpige lichaamsvorm.

Op het Catharinaplein is inmiddels een tent met houten schutting opgetrokken. In het bouwwerk is begonnen met de voorbereidingen. „We hebben een jungle aan boomwortels die we voorzichtig moeten verwijderen.“ Op 22 april beginnen de opgravingen officieel.

Het kaartje van Van der Roest wordt vooral gebruikt om te helpen bij het bepalen van de positie en de diepte van graven bijvoorbeeld. Het archeologisch team gaat het hele vlak laagje voor laagje afgraven. „We gaan geen gaten graven, want dat wordt een chaos“, aldus Arts. „Nee, we pakken dit extra voorzichtig aan.“

De opgravingen moeten meer blootgeven over de geschiedenis van de stad. Maar vooral de mogelijkheid om middeleeuws DNA op te graven haalde de media.

 

 

4.2  Het kerkgebouw
 (
Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002) (Klik op de link en lees  het volledige ms-word document)

Zoals zeer recentelijk uit archeologisch onderzoek is gebleken, had Eindhoven in de 13e eeuw reeds een kerk, die van baksteen was. Deze kerk wordt echter in 1340 pas voor het eerst genoemd als die van ‘sancta Katharina’. Ze heeft dan tenminste vijf altaren, namelijk voor Onze Lieve Vrouw, Sint-Catharina, de Heilige Geest en twee andere heiligen. De Catharinakerk is van oorsprong een dochterkerk van de dekenale Sint Petruskerk in Woensel. In 1400 telde de kerk zeven altaren. In het hoogkoor bevond zich het Sint Catharina-altaar; in beide andere koren dat van Sint Barbara en van Maria. Andere altaren waren ter ere van Johannes de Doper, Nicolaus en Servatius. In een afzonderlijke kapel aan de noordzijde van de toren stond het altaar met het beeld van Onze Lieve Vrouw Presentatie. Deze kapel vormde vóór 1648 een pelgrimsoord en bij het beeld hingen vele ex-voto’s als bewijzen van verkregen gunsten. Het beeld werd tijdens de beeldenstorm in 1566 omvergehaald, maar is daarna weer in ere hersteld. Door Jacob van Lieshout (pastoor van 1608 tot 1618) is een mirakelboek bijgehouden van de tijdens de processies te Eindhoven gebeurde wonderen. Het bestaan van dit manuscript wordt in 1628 gemeld, maar het is verloren gegaan. Na 1648 is niets meer over de verering vernomen.


De plattegrond van de oude kerk afgebroken in 1860 en (B) de plattegrond van de kerk van die onder de "oude" heeft gelegen

De oudst bekende pastoor was Hendrik van Frentschermont, die in 1376 vermoedelijk nog kapelaan was van de kerk van St. Simeon in Trier, en vóór 1383 overleed. In september 1383 was Willem van Duerne ‘pastoer van Woensel ende Eendoven’.

In september 1399 wordt op verzoek van hertogin Johanna van Brabant en Willem van Millenberg, heer van Cranendonck en Eindhoven, door de Luikse bisschop Jan van Beieren de Catharinakerk verheven tot kapittelkerk. De leden van een kapittel waren geestelijken die – anders dan kloosterlingen – recht hadden op eigen inkomsten. Het Eindhovense kapittel bestond aanvankelijk uit negen kanunniken, waarvan één de rol van deken bekleedde. Tot dit kapittel hoorden de kerken van Eindhoven, Woensel, Tongelre, Aarle, Maarheeze en Vught. Later is ook de kerk van Stratum aan dit kapittel toegevoegd. Met de vrede van Münster in 1648 werd de openbare uitoefening van de katholieke eredienst in de Meierij van ’s-Hertogenbosch verboden, waarmee ook de kapittels verdwenen. Een aantal middeleeuwse en latere dekens, kanunniken, pastoors en kapelaans is met name bekend.

 


Eindhoven in 1583 door Frans Hogenberg, de pijl verwijst naar de Catharinakerk (bron: http://www.endovia.dse.nl/flash/Hogenberg.htm)

Op Palmzondag 19 maart 1486 wordt Eindhoven door Gelderse troepen geplunderd en in brand gestoken. Ook de kerk ‘met hare kostbaarheden’ ging in vlammen op. In 1489 wordt begonnen met de wederopbouw van de kerk, maar nog in 1515 is men daarmee bezig. Niet lang na het voltooien van de herbouw van de kerk gebeurt er opnieuw een ramp. Tijdens de zware storm van 8 februari 1526 raakt de kerk ernstig beschadigd want ‘den tooren van der kercke om is gewayt op die kercke ende heeft die kercke groote schade gedaen’. Vervolgens wordt op 28 juli 1543 de stad door Gelderse troepen geplunderd, ditmaal onder leiding van Maarten van Rossum. Ook de kerk blijft niet gespaard, want dat gebouw wordt ‘gespolieert ender berooft’ ‘van haere cleynodyen, ornamenten, kelcken, reliquien, sacramenten, boucken, orgelen ende andere juwelen.’  De rampspoed is nog niet ten einde, want tijdens de stadsbrand van 2 januari 1554 brandt ook de kerk gedeeltelijk af en er wordt vervolgens geld uitgegeven ‘tot raparatyen van onsser liever choor, nu in den brant van Eyndoven in desen teghenwirdyghen jaere affgebrant.’ Ook de beeldenstorm van augustus 1566 laat de kerk niet ongemoeid, want daar worden niet alleen altaren, beelden, stoelen en banken, maar ook het doopvont, het orgel, het altaar met het beeld in de kapel aan de toren, aan stukken geslagen. De overblijfselen van deze stukgeslagen goederen worden vervolgens verbrand. Op 5 november 1567 wordt verklaard dat het hoogaltaar en enkele andere altaren weer waren opgemetseld en dat daarop lapides portatiles (draagbare altaarstenen) worden gebruikt. Ook wordt verklaard dat het wijwatersvat op het hoogkoor als doopvont wordt gebruikt. In januari 1580 wordt vermeld dat de kerk al bijna twee jaar zonder pastoor zit en daardoor niet wordt gebruikt. Ook in 1602 wordt geklaagd over het ontbreken van kanunniken en een pastoor in de kerk.


St Catharinakerk naar een tekening van Verhees uit 1791

Na de vrede van Münster (1648) wordt de kerk aan de gereformeerden afgestaan, die het gebouw tot de inval van de Fransen gebruiken. Door Johan Stappaerts, rentmeester van de heer van Eindhoven (Willem van Oranje), wordt in juli 1648 een inventaris gemaakt van de roerende goederen in de kerk van Eindhoven. Deze bestaan uit onder andere een orgel, een beeld van Onze Lieve Vrouw, een biechtstoel, een aantal schilderijen en een doopvont  Zodra deze goederen in het voorjaar van 1649 uit de kerk verwijderd zijn, betrekken de gereformeerden de kerk. De binnenmuren van de kerk worden geheel opnieuw gewit, uit het Catharina-koor wordt het ‘hylig sacraments huysje’, het ‘hoegen autaer’ en uit het schip het ‘crucifix’ weggehaald. 

In de 18e eeuw wordt het bestaan vermeld van een kleine, overwelfde grafkelder, die met 16 karren zand wordt volgestort. Het vermoeden bestaat dat deze kelder zich in het hoogkoor bevond. In dat geval zou het een kleine crypte geweest kunnen zijn, waarvan de inhoud globaal geschat kan worden op ongeveer 16 kubieke meter (1 kar zand = ongeveer 1 kubieke meter).  

Na het gebruik door gereformeerden wordt de kerk in 1793 door het Franse leger in eerste instantie gebruikt als rechtszaal en in 1794 aanvankelijk als paardenstal en daarna als bakkerij, waartoe vijf bakovens worden gebouwd, waarvan één in het koorgedeelte kwam te staan.Voor de bouw van deze ovens breekt men enkele pilaren weg, waardoor de muur tussen koor en ruim van de kerk instort. Dit kost aan twee of drie mensen het leven, ook vallen een aantal gewonden. Later wordt de kerk gebruikt als woonhuis en als magazijn voor het Franse leger. In 1807 krijgen de katholieken hun kerk weer terug. In de daarop volgende jaren wordt de uitgeleefde kerk bruikbaar gemaakt en op 23 februari 1810 weer als gebedshuis in gebruik genomen.


St Catharinakerk te Eindhoven naar een gravure uit 1738

De in 1860 gesloopte Catharinakerk in de eerste helft van de 18e eeuw. Op de voorgrond het huidige Stratumseind/de Rechtestraat. Rechts langs het huis met de trapgevel de huidige Kerkstraat.  Links (boven de bomen) het bovenste deel van het koor van de kerk (thans onder het pleintje voor de kerk). De bomen staan op het ommuurde kerkhof. De huidige kerk staat andersom georienteerd, dus met de bomen in de richting van het Stratumseind. Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002 (ms-word document)


Franse schematische kaart van Eindhoven uit de 17e eeuw.
Collectie Rijksuniversiteit Leiden

Door de groei van de Eindhovense bevolking wordt de kerk echter al snel te klein. In 1823 wordt de kerk daarom uitgebreid met de zuidelijke (in 1823) en de noordelijke torenomgang (in 1829). Ook wordt in 1834 een nieuwe doopkapel gebouwd, waarvoor een nieuw vont wordt geleverd. Vervolgens is herhaaldelijk sprake van herstelwerkzaamheden vanwege de bouwvallige staat van het gebouw. In 1836 wordt de kerktoren, die tot dan toe eigendom is van de stad, overgedragen aan de kerk. Later beraamt het kerkbestuur plannen om de oude kerk aanmerkelijk te vergroten. Er wordt elders een noodkerk gebouwd, waar op zaterdag 18 oktober 1859 voor het eerst een dienst wordt gehouden. In februari van dat jaar waren de plavuizen en het ‘los houtwerk’ van de oorspronkelijke kerk reeds in het openbaar verkocht. 


Gravure van de St. Catharinakerk 1874

Op 7 februari 1860 geeft de gemeenteraad van Eindhoven de opdracht nieuwe kerktorens te bouwen, waardoor tevens met de sloop van de oude kerk kon worden begonnen. Er is dan nog sprake van middeleeuwse muurschilderingen in het interieur, maar die worden niet of nauwelijks gedocumenteerd. Tijdens de sloop, die vóór 10 augustus 1860 diende te zijn voltooid, ontstaat enig oponthoud door de vondst van ‘verschillende gewulfde catacombes’ onder het voormalig priesterkoor, en de vondst van een brokstuk van een oude klok ‘welke circa 4000 ponden heeft gewogen’. Reeds in september 1860 is de sloop voltooid want in die maand begint men met het aanleggen van de fundamenten van de nieuwe kerk. De eerste steen wordt op 30 april 1861 gelegd. Op 11 september 1867 wordt het nieuwe kerkgebouw geconsacreerd. Met een lengte van 72 m en een breedte van 37 m was deze veel groter dan de in 1860 gesloopte kerk, die afmetingen had van 50 m x 25 m.

 
19-9-1944, bombardement na de bevrijding, links Catharinakerk

De door Cuijpers gebouwde kerk is gedurende de Tweede Wereldoorlog tot twee maal toe, namelijk op 6 december 1942 en op 19 september 1944, ernstig beschadigd door bombardementen. In 1944 valt een gedeelte van het tijdens het bombardement ontstane puin op het plein vóór de kerk, maar dat lijkt geen schade te hebben opgeleverd voor de ondergrond.

 

4.3  Begraven op het kerkhof en in de kerk

Aangenomen mag worden dat de burgers van Eindhoven overwegend op het kerkhof van de Catharinakerk, of in die kerk zelf zijn begraven. De Catharinakerk was immers de enige kerk van de stad. Daarnaast zijn ook mensen op het pestkerkhof begraven. Dit kerkhof lag buiten de omgrachting van de stadskern aan het toenmalige einde van de Heilige Geeststraat. De precieze locatie is echter niet bekend. Bovendien was er sinds 1747 een Joodse begraafplaats, maar die lag niet in de stad, maar in Woensel.

In de kerk en op het omringende kerkhof zijn ongeveer 625 jaar lang mensen begraven, namelijk tussen omstreeks 1225 en 1857. De gemiddelde levensverwachting omstreeks 1400 bedraagt voor mannen slechts 37,7 jaar en voor vrouwen nog minder, namelijk 31,1 jaar. Omstreeks 1850 bedraagt het sterftecijfer in Nederland per jaar ongeveer 26 per duizend inwoners (inclusief zuigelingen- en kindersterfte); tegenwoordig is dit 7,9. Stel dat de gemiddelde leeftijd van de Eindhovense bevolking ongeveer 40 jaar bedroeg, en de gemiddelde bevolking van Eindhoven tussen 1225 en 1857 ongeveer 1000 personen bedroeg, dan stierven gemiddeld per jaar 1000 / 40 = 25 mensen. Gedurende 625 jaar zijn dus ongeveer 25 x 625 = 15.625 mensen gestorven. Aangenomen mag worden dat deze bijna alle op het kerkhof van de kerk, of in de kerk zelf zijn begraven. 

 

Houtgravure van het titelblad uit het “Cort Verhael”
van de inname van Eindhoven door Staatse troepen in 1581
Collectie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven
(lees: http://www.eindhoven.nl/stad/monumentendag/2004/2.htm)

 

In 1581 wordt bepaald dat alleen religieuzen, en diegenen die zich door nobel gedrag hadden onderscheiden, in de kerk mogen worden begraven, maar dergelijke voorschriften werden nauwelijks nageleefd. Het was duurder en daarom deftiger om in de kerk begraven te worden, want de ruimte in de kerk was gering. Voor de Catharinakerk zijn geen gegevens onderzocht over het aantal begraven personen, evenmin over de verhouding tussen die in de kerk en die op het kerkhof zijn begraven. Elders in Nederland schommelde die verhouding gedurende de 17e, 18e en begin 19e eeuw jaarlijks aanzienlijk, van één op de tien, tot meer dan de helft van de begravingen in de kerk, terwijl de rest op het kerkhof werd begraven. Ook tijdens het gebruik door gereformeerden worden in de Eindhovense Sint Catharinakerk nog mensen in de kerk begraven. Het ging daarbij zowel om gereformeerden als katholieken. Voor begravingen van katholieken diende echter te worden betaald aan de gereformeerden: voor een ‘groot lijk’ bedroeg het tarief 6 gulden en 6 stuivers terwijl voor een ‘klein lijk’ de helft moest worden betaald. Begravingen op het kerkhof zijn aanzienlijk goedkoper: een ‘groot lijk’ kostte 1 gulden en 10 stuivers en een ‘klein lijk’ 15 stuivers. Het begraven in de kerk kostte toen dus ongeveer vijf maal zo veel als op het kerkhof.

De graven in de kerk zijn -  althans in een aantal gevallen - herkenbaar door grafstenen. Na de ingebruikname van de kerk door de protestanten in 1649 worden enkele goederen verkocht, waaronder ook enkele grafzerken. Van enkele andere grafstenen zijn de opschriften bekend; in enkele gevallen betreft dat collectieve graven en in één geval gaat het kennelijk om een familiegraf  (zie hieronder onder ‘Bidt voor de ziele’).

      Ad majorem Dei gloriam ac Guilielmi Meysa Turnhout et Joannae Ariaens ab Heeze parentum atque Annae et Elisabethae sororum memoriam

-         Begrafn Johan van Esch van Evesel scholtis van Kempenlandt sterf den 13 Juny 1587 bit voor de siel [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 140 x 73 cm]

-         Hierleet begraven Meester Jan van den Meden canonick Eyndhoven sterf anno 1537 den dorden dach Mert [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 115 x 70 cm]

-         Hier leyt begraven Hendrik Simons van den Broeck, Luytenant Drossaert der Landen van Cranendonck, Eyndhoven, etc., sterft in den jaere onses Heeren 1588 den 24 Novemb.

-         Dirck van den Broeck, President der Stadt Eyndhoven, sterft den 13 September 1639

-         Willem van den Broeck, stadhouder ende Rentmeester des Quartiers van Kempenland, sterft den 1 Augustij 1640

-         Willem van den Broeck, sterft den 16 November 1649

-         Heer Dirck van den Broeck, Priester, sterft den 11 September 1667

-         Mathys van Taterbeek sterft den 24 Augustij 1625 En Ilken Hendricks van den Broeck sijn huysvrou sterft den 25 October 1645

-         Elisabeth van Taterbeeck sterft den 29 September 1623

-         Bidt voor de ziele.

Henrick van Taterbeeck sterft den 31 Mey 1637

Mr Henrick Gillis sterft den 3 Meert 1668 Ende Mathias van den Gruthusen sterft den 26 April 1668

Joffrou Judith van Taterbeeck wedue dito Heer Gillis sterft den 13 Junij 1668

Anthoni van den Gruthusen sterft den 31 Augustij 1654

Juffrou Anna Stappaert obiit 27 Meert 1649

Sr Mathijs Stappaert obiit 15 Meert 1658

Mr Godefridus Stappaert obiit 16 Juli 1668

Mr Michael Stappaert Rentmeester van Sijn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje obiit

15 Julij 1679 en Juffrouw Agnes van Taterbeeck syne huysvrou obiit 29 Januarij 1678

-         Heer Abraham Tempelaer Rentmeester van ’t Quartier van Kempenlant en President der Stadt Eyndhoven gestorven 9 Juli 1679

-         Heer van Wevert sterft den 17 December 1669

Op de vloer van het tochtportaal aan de noordoostzijde van de huidige kerk bevindt zich een groot fragment van een (andere?) steen (afmetingen 111 x 66,5 cm). Deze is zwaar gehavend door gebruik en slijtage als onderdeel van de vloer. De tekst is haast volledig uitgesleten. Slechts alleen een letter ‘S’ is nog te lezen. Waarom juist deze ene steen opnieuw is gebruikt in de huidige kerk, en geen enkele andere, is een vraag die onbeantwoord blijft.

Over het aantal begravenen in zowel de kerk als op het kerkhof is nog geen onderzoek gedaan. Omstreeks 1740 is ‘in gewone jaren’ nog sprake van een gemiddeld aantal van 55 begravingen (kennelijk in zowel de kerk als op het kerkhof).
De drossaard van Eindhoven stelt in 1802 een onderzoek in naar de klachten over sterke stank rond het kerkhof van de Catharinakerk. Volgens hem kan de stank schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook ‘rollen’ doodsbeenderen en planken van lijkkisten langs de straten. Geadviseerd wordt om voortaan te verbieden, dat stront- en mesthopen op het kerkhof worden geworpen, de doodgraver te instrueren over de diepte van de graven, de uitgespoelde doodsbeenderen en planken periodiek te verzamelen en in het knekelhuisje op te slaan en ook om het kerkhof ‘net als vroeger’ te ommuren. In Frankrijk is al in 1776 om ethische en hygiënische gronden verboden om nog langer in kerken te begraven, want men acht het een onhoudbare situatie om in de kerk ‘boven een rottend overschot van de doden’ te zitten.In 1808 kondigt koning Lodewijk Napoleon nieuwe instructies aan over het begraven, maar pas met ingang van 1 januari 1829 is het in de Nederlanden voortaan verboden in de kerk te begraven.

 

In 1857 wordt het oorspronkelijke (eerste) kerkhof langs de kerk gesloten en deels geruimd, om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe kerk. Er wordt een nieuw kerkhof in gebruik genomen. Dit tweede kerkhof komt juist ten noorden van de stadskern te liggen buiten de toenmalige bebouwde kom, op Woensels grondgebied, namelijk langs de Vestdijk ter hoogte van de huidige Raiffaisenstraat. Op dit terrein wordt overigens reeds sinds 1829 begraven, maar dat betreft vrijwel uitsluitend aan cholera gestorven personen en gesneuvelde soldaten.

 

In 1857 zijn een aantal graven van het eerste naar het tweede kerkhof verhuisd en in oktober 1859 is, voorafgaand aan de sloop van de kerk, nogmaals sprake van het opgraven en het transport van lijken dat alleen ‘des nachts en onder toezigt van den Wethouder E.M. Jonckbloet’ mocht gebeuren.In 1877 is opnieuw een ander terrein als kerkhof ingericht, dit betreft het gebied langs de huidige Edenstraat, dat nog steeds als zodanig in gebruik is. De eerste dode is daar op 28 juli 1877 begraven. Omstreeks 1900 zijn de graven op het tweede kerkhof geruimd; enkele daarvan zijn overgebracht naar het derde St. Catharinakerkhof. Dat ze niet alle geruimd  zijn lijkt uit het feit dat omstreeks 1995 enkele vuilniszakken menselijke skeletdelen werden bezorgd op het hoofdbureau van politie aan de Mathildelaan in Eindhoven. Deze botten waren gevonden tijdens bouwactiviteiten op het terrein van het tweede kerkhof.

 

4.4   Topografische afbeeldingen  

Het uiterlijk van de in 1860 afgebroken kerk is bekend aan de hand van een aantal afbeeldingen. De oudste twee dateren uit omstreeks 1640-1650; deze zijn gemaakt door Isaac van Ostade (1621-1649). Dat deze prenten de Catharinakerk voorstellen, is overigens pas in 1986 herkend. Ze laten een kerk zien met een ietwat plompe toren met een korte spits en een hoog opgaand schip, waarvan het koor deels verborgen ligt achter de bebouwing van het Stratumseind. Ongeveer uit een eeuw later, namelijk uit 1738, is ons opnieuw een afbeelding overgeleverd van de kerk. Ditmaal is ook een (minstens) dubbel koorgedeelte zichtbaar, dat lager is dan het schip van de kerk. Ook het kerkhof wordt weergegeven, dat is ommuurd en is begroeid met bomen. Door deze bomen is niet zichtbaar hoe de contouren zijn van het koorgedeelte ter hoogte van het maaiveld. Latere afbeeldingen laten telkens een kerk zien waarvan het koor lager is dan de kerk.

De jongst bekende afbeelding dateert uit 1860 en moet kort voor de sloop van de kerk zijn getekend. Het koor is op die tekening even hoog als het schip, terwijl afbeeldingen uit 1791 en 1798 nog een lager koor tonen. Wanneer de afbeelding van 1860 een juiste weergave betreft, moeten na 1798 dusdanige verbouwingen aan de kerk hebben plaats gevonden. Dit zal dan gebeurd zijn tijdens één van de verbouwingen en herstelwerkzaamheden na 1807.

 

 

Hieronder een artikel uit 1950 

(Door onderzoek van de laatste 50 jaar blijkt dat onderstaande visie van de ligging van de voor-middeleeuwse kerk onjuist is, lees hiervoor Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002)

 

DE OUDE SINT CATHARINAKERK TE EINDHOVEN.

Bij het herstel van de schansmuren en het kerkplein van de Sint Catharinakerk in Maart en April van dit jaar  (1950) stiet men op resten van funderingen, die klaarblijkelijk afkomstig waren van een van de vroegere kerken, waarvan althans zeker de laatste daar ter plaatse moet hebben gestaan. De funderingen waren gemetseld van "veldovenstenen" van een zeer groot formaat, in kalkspecie. Er werd de hoop gekoesterd, dat bij het onderzoek, dat naar aanleiding van deze vondst werd ingesteld, nog iets te voorschijn zou komen van de kerk die Eindhoven gedurende de Middeleeuwen moet hebben gehad.

Volgens SCHUTJES was in de vorige eeuw nog de plattegrond bekend van de collegiale kerk van Eindhoven, welke in 1486 is afgebrand 1). Deze plattegrond zou aanwezig zijn geweest in het stadsarchief. SMITS vermeldt, dat bij het afbreken van de oude kerk in 1860, de funderingen van de Middeleeuwse kerk zijn gevonden 2). -Moeten we verband zoeken tussen deze beide feiten en een pentekening van twee plattegronden, welke zich bevindt in het prentenkabinet van het Provinciaal Genootschap (nr. 2450) ? (Afb. 1). De herkomst van deze afbeelding is niet bekend. De kerk welke SMITS bedoelt, had twee koren; dit stemt dus overeen met plattegrond B (zie afb.). Daar staat tegenover, dat volgens HOUBEN, de oude collegiale kerk drie koren had 3). Misschien telde HOUBEN als zodanig ook de ruimte tussen de beide absiden van plan B. Het onderschrift van de pentekening doet eveneens veronderstellen dat men in de mening verkeerde, te doen te hebben met de plans van twee verschillende kerken.

Leggen we evenwel de twee plattegronden op elkaar, dan blijken de schepen van beide kerken vrijwel geheel overeen te stemmen, evenals de torens. Bovendien had de kerk voor de franse tijd twee koren; dit blijkt uit een afbeelding van 1738 (afb. 18) (nr. 2444). Een aanwijzing in deze richting geeft ook nog een inventaris, in 1648 opgemaakt door Johan Stapparts, rentmeester van de Prins van Oranje, waarin sprake is van „den grooten choor" en „den choor van Onze Lieve Vrouwe" 4). Zo kan men zeggen, dat grondplan B de kerk in de toestand voor de franse tijd voorstelt, en A dezelfde kerk na de restauraties welke sedertdien hebben plaats gehad. Dit moet degenen, die de oude kerk in 1860 hebben afgebroken, bekend zijn geweest. Het ligt daarom voor de hand, dat de tekenaar van beide plattegronden niet bij de afbraak aanwezig is geweest, anders had hij de afbeeldingen waarschijnlijk niet ten opzichte van elkander gedraaid. Ook degene, die het onderschrift heeft aangebracht, is zeer waarschijnlijk geen oogge­tuige geweest van de afbraak. Een reden temeer om niet blindelings te vertrouwen op de juistheid van alle details.


 

Plan B kan zeer zeker een gotische kerk betreffen, zij het dan een met enkele merkwaardige afwijkingen. Volgens onze begrippen is de plaatsing van de beide absiden t.o.v. de hoofdbeuk van de kerk wel erg onpraktisch. Bovendien doet zich bij de opbouw volgens deze plattegrond een zeer grote moeilijkheid voor. De beide bogen n.l., die de muren van de meest Oostelijke travee dragen (de kerk was georiënteerd), vinden aan de koorzijde geen steun op een zuil. Mogelijk berust dit op een onnauwkeurigheid in de tekening. In elk geval moet althans het Noordelijke koor aanwezig zijn geweest. De funderingen van de driezijdige afsluiting hiervan, zijn immers in het begin van dit jaar gevonden. Als we deze vondst vergelijken, met de kadasterkaart van 1830, dan schijnt dit koor inderdaad breder te zijn geweest dan de zijbeuken van de kerk.

Een tweede voorbeeld van een dergelijke plaatsing van absiden is me niet bekend. Moeten we bij de verklaring hiervoor misschien rekening houden met de lange bouwtijd? De bouw zou in 1489 begonnen zijn, in 1515 nog niet voltooid 5) en in 1554 is de kerk weer gedeeltelijk door brand verwoest 6). Anderzijds is volgens SHITS in 1525 het schip gedeeltelijk inge­vallen, doordat bij een storm de torenspits op de kerk viel 7). Typisch is, . dat ondanks het feit, dat beide koren architectonisch volkomen gelijkwaar­dig zijn, in de inventaris van Johan Stapparts van 1648, toch gesproken wordt van „den grooten choor".

Tot de muurresten die in Maart van dit jaar zijn gevonden, behoren ook zware funderingen met steunberen, die doorliepen tot onder het trottoir van de Kerkstraat. Deze resten kunnen een verklaring vinden in de uitbouwen ter weerszijden van de toren. Het is niet uitgesloten, dat het zeer vervallen gedeelte tegen de toren, op de afbeelding van 1738, deze uitbouwen betreft. Het perspectief van dat gedeelte was de graveur van de afbeelding klaarblijkelijk wel wat al te machtig, zodat de prent in dit opzicht te onbe­trouwbaar is. Het schijnt wel dat we aan deze uitbouwsels moeten denken, waar SHITS s) schrijft over een omloop om de toren, welke na 1721 is afgebroken, „behoudens de twee uiteinden aan de noorder- en zuiderzijde" Het doel van deze ruimten is niet erg duidelijk. We moeten hier in elk geval rekening blijven houden met de mogelijkheid van een vroegere verbouwing. De kapel van O.L. Vrouw Presentatie stond volgens COPPENS en SHITS aan de toren 9).

Het andere plan (afb. 1A) komt behoudens enkele kleinere afwijkingen, vrijwel overeen met dat van de kadasterkaart van 1830. Op deze kaart komen o.a. nog een paar tochtportaaltjes voor, welke ter plaatse van de meest westelijke travee van het schip tegen de zijbeuken zijn geplaatst. Op een aanzicht van de zuidzijde van een door Verhees gemaakte tekening van 1791, komt eveneens zo'n tochtportaaltje voor 10). Verder blijkt nog uit de kadasterkaart dat de kerk georiënteerd was, met een kleine afwijking naar het Noorden van ongeveer 12 graden.

Dat de belangrijke verbouwingen van de koorruimte hebben plaats gehad bij de restauraties in de franse tijd van voor 1810 11), ligt wel voor de hand.

Door het wegbreken van enkele zuilen bij de inrichting van de kerk tot bakkerij in 1794, was immers de muur tussen „het ruim" en „het koor" ingestort 12), en daardoor waarschijnlijk ook een deel van het schip en de beide koren. Van de toestand na deze verbouwing zijn mij slechts twee zeer kleine panoramaafbeeldingen bekend. De ene is een sepiatekening, berustend bij het Provinciaal Genootschap (2448), gedateerd pl.m. 1800. Dit zou dus te vroeg zijn. De tekening is zeer globaal opgezet en slecht getekend. Beter verzorgd, maar nog kleiner, is een lithografie van Arntzen, eveneens bij het P.G. aanwezig (2465), gedateerd 1850. Beide afbeeldingen geven de indruk dat de bijgebouwde kruisarmen ongeveer tot gelijke hoogte met de zijbeuken zijn opgetrokken, terwijl het koor hoger reikt. Mogelijk bestaan er nog afbeeldingen die meer opheldering kunnen geven.

Al met al moet de Catharinakerk in de vorige eeuw de indruk hebben gemaakt van een lappendeken. We kunnen het verlies van deze „grote dorpskerk" (zij was ongeveer 50 meter lang), die onder zeer armelijke omstandigheden is gebouwd, betreuren, we behoeven er geen spijt van te hebben dat we er de tegenwoordige voor in de plaats hebben gekregen.

Intussen is wel zeer waarschijnlijk geworden dat we de Middeleeuwse kerk van voor 1846, nog niet kennen. Op dat gedeelte van het kerkplein, dat door de omstandigheden niet ontgraven is kunnen worden, kunnen we geen grote ontdekkingen meer verwachten, omdat daar de funderingen grotendeels afgebroken moeten zijn geweest voor latere gebouwen. Voor een verder onderzoek zullen we naar andere bronnen moeten uitzien.

HERMAN STRIJBOS in Oud Eindhoven: voorstudies tot de geschiedenis van Eindhoven, Interbook International, Schiedam. Oorspronkelijk verschenen in 1950.

1)    L. H. C. SCHUTJES: Geschiedenis van bet bisdom 's Hertogenbosch, Sint Mi­chielsgestel 1872. Deel III p. 551. 
2) Beknopte geschiedenis van Eindhoven, Eindhoven 188?-'88. Deel I, p. 81.
3) Geschiedenis van Eindhoven, de stad van Kempenland, Turnhout 1890. Deel I, p. 4.
5) HOUBEN: t.a.p., p. 73.
6) T.a.p., blz. 12.
7) T.a.p., p. 81.
8) Sa.p., P. 198.
9) COPPENS, J. A.: Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's Hertogenbosch, 's Hertogenbosch 1843. Deel III blz. 76 en SHITS: t.a.p., p. 85.
10) GERLACH O.M.C., P. C., Het schetsenboek van Hendrik Verhees, Bossche Bijdragen dl. 16, 1938-'39, p, 266-281.
11) COPPENS, t.a.p., p. 78.
12) COPPENS, t.a.p., p. 78. Naar: HANEWINKEL, Geschied- en aardrijksk. beschrijving der stad en Meierb van 's Bosch, Nijmegen 1803, p. 390 en 391.
 

Catharinakerk in het kort
In 1813 worden ten gevolge van wetgeving van de Nationale Vergadering van de Bataafse republiek kerkgebouwen teruggegeven aan de katholieken in die plaatsen waar zij in de meerderheid zijn. Zo draagt in Eindhoven (95% katholieken) de Hervormde Gemeente de laat-middeleeuwse en intussen vervallen Catharinakerk over.

De kerk is al snel te klein en om plaats te maken voor nieuwbouw wordt in 1857 het kerkhof geruimd.
In 1858 krijgt de Roermondse architect Pierre J.H. Cuypers (1827-1903) de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen op de plaats van de oude kerk.
Hij ontwerpt een neo-gotische driebeukige kruisbasiliek met driebeukig dwarsschip, een priesterkoor met omgang en drie zeshoekige straalkapellen. De kerk is niet oost-west georienteerd, zoals de middeleeuwse kerk met het altaar in het oosten , maar conformeert zich aan de stedebouwkundige situatie met de hoofdingang tussen twee toren aan de natuurlijke ingangszijde; het Stratumseind.
In de Catharinakerk zijn de ideeën betreffende architectuursymboliek van Alberdingk Thijm, vriend en zwager van Pierre J.H. Cuypers, te herkennen. Bouwkundige onderdelen en inrichting van de kerk zijn onderdelen van van een samenhangend symbolisch systeem. Zo zijn de op het eerste gezicht gelijke torens in detaillering verschillend en staat de noordelijke 'slanke' toren (de ivoren toren) voor vrouwelijk; vrede; reinheid en de zuidelijke 'zwaardere' toren (de toren van David) voor mannelijk; kracht; sterkte.

Deken G.W. van Someren is de stuwende kracht achter de plannen voor de bouw van een nieuwe Catharinakerk, hij legt in 1861 de eerste steen, 6 jaar later in 1867 wordt de kerk door Mgr J. Ph. Deppen ingewijdt.

De stedebouwkundige situatie van de kerk als gebouw aan de straat is onbevredigend geworden doordat het voorplein met omheining bij het bombardement van 19 september 1944 is vernield en omdat de pastorie die de zijkant van het plein aan de zuidzijde afsloot is gesloopt, terwijl later aan de noordzijde de belendende bebouwing als gevolg van een verbreding van de straat veel verder van de kerk is komen te staan.

De kerk was oorspronkelijk aan de zuidzijde geheel ingebouwd. Door de aanleg van een vernieuwde verbinding tussen het Stadhuisplein en het Stratumseind kwam de kerk vrij te liggen. Deze nieuwe straat met zijn onduidelijke profiel maakt hier echter geen gebruik van. Ook aan de betekenis van de verbinding tussen kerkelijk en seculier centrum te weten stadskerk en stadhuis wordt geen recht gedaan.