Zeeverkenners in de Lichtstad ?

In 1957 werd in Eindhoven een zeeverkennersgroep opgericht, zeeverkenners of waterscouting zoals dat tegenwoordig heet vond je over het algemeen op plaatsen met veel water, niettemin was het een succes en groeide het geheel uit tot een groep met veel leden binnen de padvinderij en begin jaren zeventig van de vorige eeuw ook met een eigen wachtschip, iets wat weinig groepen in die tijd konden zeggen. In de plaatselijke pers verschenen aanvankelijk spotprentjes maar later ook hele verhalen over de kampen die werden gehouden, en met name columnist Ruud Groen heeft er in het Eindhovens Dagblad vaker over geschreven.


De doop van de 'Anna Henriëtte' op 14-6-1969
Verhaal en bovenstaande foto's van Frank de Weijer
Betrokken bij zeeverkenners van 1968 tot en met 1977

Spotprent in Eindhovens Dagblad: Zeeverkennersgroep in Eindhoven opgericht.

Admiraalroeien, meer foto's hieronder
Op de achtergrond De Vries Robbé & Co N.V

Het Admiraalvaren was een oefening waarin verschillende vletten in linie varend precies de zelfde roeibewegingen maakten. De bootsman sturend op het achterdek . Zes man aan de riemen en de " haak voor " op het voordek. De " haak " was het anker en de " haak voor " was dus verantwoordelijk voor het ankeren of aanleggen aan de wal.
De zes roeiriemen werden in een vloeiende beweging naar beneden gebracht in de roeidollen waardoor er maar een enkele slag te horen mocht zijn.
Er werd zodanig geroeid dat alle riemen precies tegelijk bewogen in eenzelfde beweging bij het halen en dat de riembladen zich horizontaal in een lijn boven het water bevonden tussen de slagen door.
Er werd "op slag " geroeid waarbij de voorste twee roeiers het tempo aangeven en er dus geen commando's hoefden te worden gegeven door de bootsman.
Deze techniek was bedoeld om indruk te maken bij een vlootschouw . Dit was het geval op het Nawakamp 1970 waar Prins Bernhard de vlootschouw afnam. In 1976 nam minister van Agt de schouw af. Het vergt veel oefening en discipline om het op de juiste manier te doen. Roeien deden we veel. Vanaf de zwaaikom in Eindhoven naar de driesprong in Best waar het Beatrixkanaal over gaat in het Wilhelminakanaal op en neer zo'n twintig kilometer . De fanatieke laatste kilometer tussen de bemanningsleden kostte soms een of meer gebroken riemen tot ongenoegen van de schipper.

 'Anna Henriëtte'  

Mw. van Riemsdijk – Philips zorgde er mede voor dat het schip er kwam en Hub van Doorne van de DAF dat er een splinternieuwe motor in kwam. Eindhovense bedrijven zorgden in die tijd dat er een betonnen vloer in kwam en een ander bedrijf zorgde voor de spanten en de dekplaten.
Het schip een oude tjalk is gedoopt in 1969 en kreeg de naam Vrouwe Anna Henriette. Veel werd door de jongens zelf gedaan en die tijd bestond de “ troep “ uit ruim zestig leden die op de kampen en weekenden allemaal aan boord sliepen. De eerste jaren waren de voorzieningen spartaans te noemen maar geleidelijk is dat beter geworden.

De Kosmopoliet 

De Kosmopoliet was een oude reddingssloep van een zeeschip van de Rotterdamse Loyd, en moest door 8 man geroeid worden.

Het schip  de 'Anna Henriëtte'  

Genoemd naar mevrouw Philips de Jongh die het schip financierden.

Het wachtschip 'Anna Henriëtte'  

Het wachtschip van de Dr.A.F Philipsgroep uit Eindhoven.


Van op de vloer slapen kwamen er zeildoekse kooien in stellingen waarin geslapen kon worden en die ook verwijderd konden worden om plaats te maken voor de roeiriemen, zeilen en masten van de vletten.
Er was nog geen koelkast aan boord noch was er sprake van een toiletvoorziening maar van een ton met een toiletzitting de Hudo die regelmatig geleegd moest worden een smerig karweitje over een smal houten trapje uit het vooronder.
Dit moest meestal gedaan worden door de strafbak. Er was elke dag een wachtbak die zorgde voor het eten op het kamp en de deugnieten kwamen terecht in de strafbak voor de rot karweitjes en zo leerde je om jezelf te gedragen……
Om er voor te zorgen dat eenieder op tijd gebruik maakte van die ton werd er regelmatig een flink stuk peperkoek verstrekt.
De huidige groep die nog steeds bestaat heeft zelfs gescheiden toiletgroepen en een watermaker voor vers drinkwater aan boord !

Veel jeugdleden hadden een vader die voor Philips werkte of kwamen uit een Philipsnest en de drijvende kracht achter de groep in die jaren was de opperschipper Barend Smits en zijn echtgenote.
In die jaren werd er nog een volledig uniform gedragen. Korte blauwe manchester broek, blauwe blouse met opgerolde mouwen ( ook in de winter ) en een witte muts beter bekend als een Tok.
Verder droeg men: blauwe wollen kousen met groene flossen en een grijs met blauwe das met een dasring en wit fluitkoord.
Bij de opkomst aan boord was er baksgewijs, oftewel inspectie van het uniform en men moest een hele goede reden hebben om niet naar huis gestuurd te worden als er zaken niet in orde waren.
De Nederlandse vlag op het achterdek werd gehesen onder de klanken van een hoornblazer.
Verder was er sprake van een pukkeluitrusting, een militaire ransel waarin een regenpak kon, een zakmes, een paar messtins, kompas en pen en papier en meer nuttige zaken.


Een pukkeluitrusting, een militaire ransel waarin een regenpak kon, een zakmes een paar messtins, een kompas, pen en papier en meer nuttige zaken.


Zomerkamp vaak naar de Biesbosch 

In de zomermaanden ging men op weekenden en op zomerkamp vaak naar de Biesbosch of een ander waterrijk gebied zoals een keer in de vijf jaar naar de Vinkeveense plassen naar het nationale waterkamp.

Koken ging toen nog op een primus op het achterdek van een vlet, met victualiën (levensmiddelen) uit de bakskist.

De zomerkampen duurden meestal ongeveer 12 dagen , waarbij er vaak vier dagen varen in ging zitten, ook waren er vaak weekenden waar het schip bij betrokken was.

In de wintermaanden was het schilderen en teren geblazen, dan gingen de vletten uit het water die werden kaal geschraapt en opnieuw in de verf gezet en kreeg het wachtschip onderhoud.

Ook werden er zogenaamde "bakswedstrijden" gehouden, een bak was de bemanning van een enkele boot. Bakswedstrijden waren behendigheidsproeven waarvan de winnaars de beste boot mochten kiezen. Ook op de kampen waren de jongens ingedeeld in bakken, net als bij de marine een bak bestond uit een achttal jongens ( nog geen meisjes ) vanaf achtste man optellend naar kwartiermeester en bootsman.

Om je te bekwamen in vaardigheden kon je derde, tweede of eerste klas worden en een groot aantal insignes halen waarna je steeg in de rangen.

De bootsman meestal veertien of vijftien jaar had de verantwoordelijkheid over de vlet en de jongens tijdens de roei en zeiltochten die vaak zelfstandig werden gedaan over de Nederlandse rivieren. Er ging dan een kist met een primus brander en proviand mee en er werd aan boord van de vlet of in een uiterwaard gekookt. Ook in de Biesbosch ging men op die manier op tweedaagse zwerftochten.

Er werden dan twee vletten aan elkaar verbonden met een huik eroverheen en de jongens sliepen dan in de boten ergens in een kreek.

In de ochtend werd je dan wakker, stijf en met een kop vol bulten waar de vele muggen zich tegoed hadden gedaan het was niet ongewoon om een rat over het achterdek te zien scharrelen.

 Macaroni met SMAC 

Het avondeten b.v " Macaroni " een creatie van fijngesneden blokjes SMAC, een blikje tomatenpuree en een zak macaroni, soms met een zakje strooikaas van dubieuze kwaliteit. 

Een toetje van Saroma pudding, melkpoeder en water.

"Pudding zonder te koken", alleen even kloppen met koude melk. Twee smaken: bananen en caramel.

Eten op Zomerkamp

Het zelf klaar te maken ontbijt tijdens het zomerkamp bestond uit melkpoeder vermengt met havermout en water uit een jerrycan het geheel werd gekookt op de primus.
Het eindproduct stond bij ons bekend als "schokbeton " geserveerd in een messtin. Als het afkoelde kon je er bunkers mee bouwen.
Het avondeten b.v " macaroni " een creatie van fijngesneden blokjes SMAC, een blikje tomatenpuree en een zak macaroni, soms met een zakje strooikaas van dubieuze kwaliteit. Een toetje van Saroma pudding melkpoeder en water. Een uitgelezen kans om het insigne " kok " te halen.
Het eten werd bewaard in een bakskist, een houten kist die mee aan boord van de vlet ging waarin een olielamp een pannenset en een primus en de victualie voor de bemanning. Eten deed je uit je messtins en als het goed was had je ook een mok en bestek dat je meestal na het kamp kwijt was dat lag dan ergens onder de vlonders van de vlet.
De meegebrachte afdroogdoek was na het kamp onherkenbaar veranderd en niet meer geschikt voor moeders linnenkast.
Andere gerechten waren" Oranje Rats " oftewel wortelstamp en in januari traditioneel de "nieuwjaarsmaaltijd", bestond traditiegetrouw uit boerenkool met worst in grote gamellen, afkomstig uit de keuken van Philips. Meestal gereserveerd na een kerstverhaal van de schipper en soms met hoog bezoek van ene meneer Frits die eens naar de "mennekes " kwam kijken.

Passagieren
Hoogtepunt van een kamp was het "passagieren" dan mocht je een dag de wal op en kon je naar de frietboer of de buurtsuper voor andere lekkere dingen waarna je 's avonds misselijk van al dat lekkers te kooi ging.
Ook moest je 's nacht soms wacht lopen op zomerkamp als het schip voor anker lag om er op te letten dat het anker niet ging  krabben en alles veilig was aan boord, de wachten duurden twee uur en een staflid kwam kijken of je niet sliep.

Insignes

Naast de klasse eisen konden er insignes gehaald worden.
Insignes op de mouw gaven je vaardigheden aan er waren insignes voor allerlei zaken van werfbaas tot acoliet, de geleerde vaardigheden moest je demonstreren bij de schipper waarna je een bewijs kreeg waarmee je bij de scoutshop het insigne mocht gaan halen. Wie fanatiek was had een mouw vol "speculaas " en er waren zeevaarders snoeren voor een bepaald aantal insignes of het insigne kroonverkenner te behalen.
Verder waren er nog de "MBL's machtiging bootleiding" een examen en een diploma met praktijk afgenomen om te mogen varen met en roeivlet, een zeilvlet of een motor aangedreven vaartuig.

In een bak begon je vaak als zevende of achtste man en was je een "baroe" oftewel een ongedoopte. De kwartiermeester was te herkennen aan een verticale witte streep op de borstzak, de bootsman had er twee en de opper bootsman drie. Stuurlui rode schuifpassanten en schippers groene. Zo wist ieder wie je was.
Na je carrière bij de "vloot"kon je uiteindelijk staflid worden of kiezen voor de Loodsenstam, een bak met oudere jongens die geheel zelfstandig binnen de troep konden opereren met een eigen boot en een eigen programma.

Doop

Als zeeverkenner moest je "gedoopt" worden dat gebeurde alleen op kamp en je was niet erkend zonder doop, je kreeg er ook een doopbewijs voor thuis aan de muur.
Na een paar dagen op kamp deden er onheilspellende geruchten de ronde over wat je allemaal kon overkomen tijdens de doop.
In een inham van een rivier werden de vletten aan elkaar gemeerd en werden de dopelingen verwacht voor "zijne waterigheid" te verschijnen. Neptunus gehuld in een gewaad bleek een baard te hebben van uitgeplozen henneptouw en voorzien van een een vervaarlijke drietand en vergezeld van zijn zijn ega "Aquaatje" in wie wij met enige moeite de opper-bootsman herkenden.
Vreemd genoeg was Neptunus heel goed op de hoogte van je eigenaardigheden en meestal zat daar een op maat gesneden opdracht aan vast.  
Na het doopritueel was het afspoelen in de rivier zodat je weer enigszins toonbaar was, maar echt schoon was je pas weer na het kamp als je thuis in de wastobbe was geweest.

Als je dat allemaal doorstaan had mocht je jezelf een zeeverkenner noemen en eerlijk is eerlijk, je leerde er veel waar je later in het leven iets aan had het was een opvoeding.

Veel jongeren stroomden dan ook door naar de zeevaartscholen, anderen kregen vaak leidende functies in het bedrijfsleven en eenieder leerde improviseren, doorzetten en oplossingsgericht denken.
Als je uiteindelijk de troep verliet had je veel geleerd, was je geen moederskindje meer en had je soms vrienden voor het leven.

extra: Barend Smits die we hier toch mogen noemen kwam enige jaren geleden op tragische wijze om het leven, uit heel Nederland maar ook uit andere landen kwamen condoleance betuigingen van oud zeeverkenners voor hun schipper en ze waren op zijn laatste reis aanwezig.


Doel van de zeeverkennerij

Het is in de eerste plaats de bedoeling de jongens op verantwoorde wijze te kunnen laten genieten van een echte Hollandse bezigheid en hen daardoor vertrouwd te maken met het water, waarop zij spelen. En in de tweede plaats wordt hun tevens een gevoel van zelfstandigheid bijgebracht. De training moet niet alleen hun vaardigheid, maar ook hun karakter, verstand en gezondheid aankweken. Het trainingsprogramma omvat:
- Zwemmen, roeien, wrikken en zeilen,
- Seinen en schiemanswerk 
- Kompas en kaartwerk
- Kennis van het vaarreglement
- Kennis van scheepstypen
- Reddingswerk
- Eerste hulp en ziekenverpleging
- Koken
- Pionnieren
- Scheepstimmer- en schilderwerk.

Een groot gedeelte van het bovenstaande programma wordt in de vorm van " spel“ door de jongens beoefend.
Folder periode 1969

Voor landrotten hierbij online een cursus:
https://www.cay-noya.nl/downloads/zeeverkenners/2e_klasse_eisen.pdf
https://www.cay-noya.nl/downloads/zeeverkenners/3e_klasse_eisen.pdf
http://www.oudbruin.org/archief/bieb/ALG-NPV-BOEK-Verkenners-Klasse-Eisen.pdf

extra foto's zeeverkenners

Wachtschip winter

Wachtschip winter

Zeeverkenners in de Lichtstad

Frank de Weijer als hoornblazer 

Admiraal roeien




Verhaal over de Dr. A. F. Philipsgroep Waterscouting in Het Eindhovens Dagblad van 17 juli 1979. Regelmatig is er een reünie in Eindhoven. Zie https://www.facebook.com/philipsgroep/
De reünie bijeenkomsten wordt gehouden op de Veruna in de Beatrixhaven.

De website van Dr. A. F. Philipsgroep Waterscouting is http://www.philipsgroep.nl/
Geschiedenis op:  http://www.philipsgroep.nl/index.php/informatie/historie-van-de-philipsgroep
Lid worden kan op: http://www.philipsgroep.nl/index.php/informatie/lid-worden

Artikel geschreven door Frank de Weijer,  oud zeeverkenner / Waterscout  1968 tot en met 1977
Met kleine aanvullingen vanuit eindhovenfotos.nl (9 febr. 2022)