home

 

 

De pagina's over de opgravingen zijn verplaatst klik hier

Historie van de kerk zie hieronder

Links  Catharinakerk:
http://www.stadskerksintcathrien.nl/
http://www.flickr.com Catharinakerk Eindhoven (foto's)
http://nl.youtube.com/ (2 filmpjes)
http://www.ed.nl/video/regionieuws/article1788041.ece  (film over verbouwing)
http://www.skyscrapercity.com/  (foto's lichtshow)

Verbouwing  Catharinakerk  voorjaar 2007 te Eindhoven.

Onderstaande foto's zijn gemaakt door Frank Seegers en beschermd door het beeldrecht (copyright).
Bij gebruik van deze foto's op welke manier dan ook dient men de bron te vermelden.

Foto's zijn genomen tijdens de restauratie van de Catharinakerk te Eindhoven.
Lokatie: het interieur van de Catharinakerk.
Datum: 3 januari 2007


foto Frank Seegers


foto Frank Seegers


foto Frank Seegers


foto Frank Seegers

 


foto Frank Seegers

 


foto Frank Seegers
 

Catharinakerk in het kort

In 1813 worden ten gevolge van wetgeving van de Nationale Vergadering van de Bataafse republiek kerkgebouwen teruggegeven aan de katholieken in die plaatsen waar zij in de meerderheid zijn. Zo draagt in Eindhoven (95% katholieken) de Hervormde Gemeente de laat-middeleeuwse en intussen vervallen Catharinakerk over.

De kerk is al snel te klein en om plaats te maken voor nieuwbouw wordt in 1857 het kerkhof geruimd.
In 1858 krijgt de Roermondse architect Pierre J.H. Cuypers (1827-1903) de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen op de plaats van de oude kerk.
Hij ontwerpt een neo-gotische driebeukige kruisbasiliek met driebeukig dwarsschip, een priesterkoor met omgang en drie zeshoekige straalkapellen. De kerk is niet oost-west georienteerd, zoals de middeleeuwse kerk met het altaar in het oosten , maar conformeert zich aan de stedebouwkundige situatie met de hoofdingang tussen twee toren aan de natuurlijke ingangszijde; het Stratumseind.
In de Catharinakerk zijn de ideeën betreffende architectuursymboliek van Alberdingk Thijm, vriend en zwager van Pierre J.H. Cuypers, te herkennen. Bouwkundige onderdelen en inrichting van de kerk zijn onderdelen van van een samenhangend symbolisch systeem. Zo zijn de op het eerste gezicht gelijke torens in detaillering verschillend en staat de noordelijke 'slanke' toren (de ivoren toren) voor vrouwelijk; vrede; reinheid en de zuidelijke 'zwaardere' toren (de toren van David) voor mannelijk; kracht; sterkte.

Deken G.W. van Someren is de stuwende kracht achter de plannen voor de bouw van een nieuwe Catharinakerk, hij legt in 1861 de eerste steen, 6 jaar later in 1867 wordt de kerk door Mgr J. Ph. Deppen ingewijd.

De stedenbouwkundige situatie van de kerk als gebouw aan de straat is onbevredigend geworden doordat het voorplein met omheining bij het bombardement van 19 september 1944 is vernield en omdat de pastorie die de zijkant van het plein aan de zuidzijde afsloot is gesloopt, terwijl later aan de noordzijde de belendende bebouwing als gevolg van een verbreding van de straat veel verder van de kerk is komen te staan.

De kerk was oorspronkelijk aan de zuidzijde geheel ingebouwd. Door de aanleg van een vernieuwde verbinding tussen het Stadhuisplein en het Stratumseind kwam de kerk vrij te liggen. Deze nieuwe straat met zijn onduidelijke profiel maakt hier echter geen gebruik van. Ook aan de betekenis van de verbinding tussen kerkelijk en seculier centrum te weten stadskerk en stadhuis wordt geen recht gedaan.

 


Foto Arno van den Tillaart December 2006

Denderende opening Catharinaplein
Door René van Peer


EINDHOVEN - Het was een hele investering geweest, ook in tijd, aldus wethouder Mary Fiers afgelopen zaterdagavond bij de opening van het Catharinaplein. Maar hoe mooi je een plein ook inricht, het zijn de mensen die het leven inblazen, was haar boodschap. Dat zat eergisteren wel goed.

In drommen was het publiek afgekomen op het concert waarmee het plein ingewijd werd. Drie kwartier lang werden ze vergast op muziek van dance-ritmes, orgel en carillon, opgesierd met laserbeelden en een kleurig lichtspel op de Catharinakerk.

De bedoeling van componist Ad Maas en dj Lady Aïda was om verleden en toekomst aan elkaar te verbinden. Wat de toekomst te bieden heeft, blijft voornamelijk giswerk, maar ze hebben wel degelijk een brug weten te slaan tussen instrumenten met een lange historie en eigentijdse klanken. Lady Aïda werkte volgens het beproefde recept van voortgaande versnelling in de ritmes die ze opkookte.

Orgel en carillon speelden daar beurtelings hun melodieën overheen, terwijl ook Maas zelf er soms akkoorden uit zijn keyboard tegenaan gooide. Opvallend was hoe goed de twee kerkinstrumenten met de beats combineerden, en spontane bijval van het publiek oogstten.

Arie Abbenes accentueerde en omspeelde de elektronische slagen met zijn helder tinkelende carillon. Hij wisselde duizelingwekkend snelle loopjes af met het diepe gonzen van de grootste klokken. Organist Ruud Huijbregts zocht het meer in lange akkoorden die even imposant als geheimzinnig klonken. De ingeblikte geluiden van Maas' keyboard konden daar niet tegenop.

Er mocht een duidelijke opbouw zitten in de ritmes van Lady Aïda, de compositie was geen eenheid. Terwijl een opname van meerstemmige liturgische gezangen een bijzondere sfeer creëerde, wekte het integraal afspelen van The Model van Kraftwerk de indruk van creatieve armoede. Maar met de kleuren die de kerk deden opgloeien en de vaak ingenieuze lasertekeningen was het alles bij elkaar een denderend spektakel.

september 2007

 
Youtube filmpje van de opening van de kerk met lichtshow


Catharinakerk te Eindhoven in de jaren 60 waar het plein als parkeerplaats wordt gebruikt
 


Bomen op Catharinaplein  foto 1990 (??)


 

Zitje op Catharinaplein  foto 1995 (??) Oude bibliotheek. Zitjes zijn afgebroken in 2005 bij de DNA opgravingen
 



 

 


Eindhoven  KLM luchtfoto 16207

 

 

 

4.2  Het kerkgebouw
 (
Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002) (Klik op de link en lees  het volledige ms-word document)

Zoals zeer recentelijk uit archeologisch onderzoek is gebleken, had Eindhoven in de 13e eeuw reeds een kerk, die van baksteen was. Deze kerk wordt echter in 1340 pas voor het eerst genoemd als die van ‘sancta Katharina’. Ze heeft dan tenminste vijf altaren, namelijk voor Onze Lieve Vrouw, Sint-Catharina, de Heilige Geest en twee andere heiligen. De Catharinakerk is van oorsprong een dochterkerk van de dekenale Sint Petruskerk in Woensel. In 1400 telde de kerk zeven altaren. In het hoogkoor bevond zich het Sint Catharina-altaar; in beide andere koren dat van Sint Barbara en van Maria. Andere altaren waren ter ere van Johannes de Doper, Nicolaus en Servatius. In een afzonderlijke kapel aan de noordzijde van de toren stond het altaar met het beeld van Onze Lieve Vrouw Presentatie. Deze kapel vormde vóór 1648 een pelgrimsoord en bij het beeld hingen vele ex-voto’s als bewijzen van verkregen gunsten. Het beeld werd tijdens de beeldenstorm in 1566 omvergehaald, maar is daarna weer in ere hersteld. Door Jacob van Lieshout (pastoor van 1608 tot 1618) is een mirakelboek bijgehouden van de tijdens de processies te Eindhoven gebeurde wonderen. Het bestaan van dit manuscript wordt in 1628 gemeld, maar het is verloren gegaan. Na 1648 is niets meer over de verering vernomen.


De plattegrond van de oude kerk afgebroken in 1860 en (B) de plattegrond van de kerk van die onder de "oude" heeft gelegen

De oudst bekende pastoor was Hendrik van Frentschermont, die in 1376 vermoedelijk nog kapelaan was van de kerk van St. Simeon in Trier, en vóór 1383 overleed. In september 1383 was Willem van Duerne ‘pastoer van Woensel ende Eendoven’.

In september 1399 wordt op verzoek van hertogin Johanna van Brabant en Willem van Millenberg, heer van Cranendonck en Eindhoven, door de Luikse bisschop Jan van Beieren de Catharinakerk verheven tot kapittelkerk. De leden van een kapittel waren geestelijken die – anders dan kloosterlingen – recht hadden op eigen inkomsten. Het Eindhovense kapittel bestond aanvankelijk uit negen kanunniken, waarvan één de rol van deken bekleedde. Tot dit kapittel hoorden de kerken van Eindhoven, Woensel, Tongelre, Aarle, Maarheeze en Vught. Later is ook de kerk van Stratum aan dit kapittel toegevoegd. Met de vrede van Münster in 1648 werd de openbare uitoefening van de katholieke eredienst in de Meierij van ’s-Hertogenbosch verboden, waarmee ook de kapittels verdwenen. Een aantal middeleeuwse en latere dekens, kanunniken, pastoors en kapelaans is met name bekend.

 


Eindhoven in 1583 door Frans Hogenberg, de pijl verwijst naar de Catharinakerk (bron: http://www.endovia.dse.nl/flash/Hogenberg.htm)

Op Palmzondag 19 maart 1486 wordt Eindhoven door Gelderse troepen geplunderd en in brand gestoken. Ook de kerk ‘met hare kostbaarheden’ ging in vlammen op. In 1489 wordt begonnen met de wederopbouw van de kerk, maar nog in 1515 is men daarmee bezig. Niet lang na het voltooien van de herbouw van de kerk gebeurt er opnieuw een ramp. Tijdens de zware storm van 8 februari 1526 raakt de kerk ernstig beschadigd want ‘den tooren van der kercke om is gewayt op die kercke ende heeft die kercke groote schade gedaen’. Vervolgens wordt op 28 juli 1543 de stad door Gelderse troepen geplunderd, ditmaal onder leiding van Maarten van Rossum. Ook de kerk blijft niet gespaard, want dat gebouw wordt ‘gespolieert ender berooft’ ‘van haere cleynodyen, ornamenten, kelcken, reliquien, sacramenten, boucken, orgelen ende andere juwelen.’  De rampspoed is nog niet ten einde, want tijdens de stadsbrand van 2 januari 1554 brandt ook de kerk gedeeltelijk af en er wordt vervolgens geld uitgegeven ‘tot raparatyen van onsser liever choor, nu in den brant van Eyndoven in desen teghenwirdyghen jaere affgebrant.’ Ook de beeldenstorm van augustus 1566 laat de kerk niet ongemoeid, want daar worden niet alleen altaren, beelden, stoelen en banken, maar ook het doopvont, het orgel, het altaar met het beeld in de kapel aan de toren, aan stukken geslagen. De overblijfselen van deze stukgeslagen goederen worden vervolgens verbrand. Op 5 november 1567 wordt verklaard dat het hoogaltaar en enkele andere altaren weer waren opgemetseld en dat daarop lapides portatiles (draagbare altaarstenen) worden gebruikt. Ook wordt verklaard dat het wijwatersvat op het hoogkoor als doopvont wordt gebruikt. In januari 1580 wordt vermeld dat de kerk al bijna twee jaar zonder pastoor zit en daardoor niet wordt gebruikt. Ook in 1602 wordt geklaagd over het ontbreken van kanunniken en een pastoor in de kerk.


St Catharinakerk naar een tekening van Verhees uit 1791

Na de vrede van Münster (1648) wordt de kerk aan de gereformeerden afgestaan, die het gebouw tot de inval van de Fransen gebruiken. Door Johan Stappaerts, rentmeester van de heer van Eindhoven (Willem van Oranje), wordt in juli 1648 een inventaris gemaakt van de roerende goederen in de kerk van Eindhoven. Deze bestaan uit onder andere een orgel, een beeld van Onze Lieve Vrouw, een biechtstoel, een aantal schilderijen en een doopvont  Zodra deze goederen in het voorjaar van 1649 uit de kerk verwijderd zijn, betrekken de gereformeerden de kerk. De binnenmuren van de kerk worden geheel opnieuw gewit, uit het Catharina-koor wordt het ‘hylig sacraments huysje’, het ‘hoegen autaer’ en uit het schip het ‘crucifix’ weggehaald. 

In de 18e eeuw wordt het bestaan vermeld van een kleine, overwelfde grafkelder, die met 16 karren zand wordt volgestort. Het vermoeden bestaat dat deze kelder zich in het hoogkoor bevond. In dat geval zou het een kleine crypte geweest kunnen zijn, waarvan de inhoud globaal geschat kan worden op ongeveer 16 kubieke meter (1 kar zand = ongeveer 1 kubieke meter).  

Na het gebruik door gereformeerden wordt de kerk in 1793 door het Franse leger in eerste instantie gebruikt als rechtszaal en in 1794 aanvankelijk als paardenstal en daarna als bakkerij, waartoe vijf bakovens worden gebouwd, waarvan één in het koorgedeelte kwam te staan.Voor de bouw van deze ovens breekt men enkele pilaren weg, waardoor de muur tussen koor en ruim van de kerk instort. Dit kost aan twee of drie mensen het leven, ook vallen een aantal gewonden. Later wordt de kerk gebruikt als woonhuis en als magazijn voor het Franse leger. In 1807 krijgen de katholieken hun kerk weer terug. In de daarop volgende jaren wordt de uitgeleefde kerk bruikbaar gemaakt en op 23 februari 1810 weer als gebedshuis in gebruik genomen.


St Catharinakerk te Eindhoven naar een gravure uit 1738

De in 1860 gesloopte Catharinakerk in de eerste helft van de 18e eeuw. Op de voorgrond het huidige Stratumseind/de Rechtestraat. Rechts langs het huis met de trapgevel de huidige Kerkstraat.  Links (boven de bomen) het bovenste deel van het koor van de kerk (thans onder het pleintje voor de kerk). De bomen staan op het ommuurde kerkhof. De huidige kerk staat andersom georienteerd, dus met de bomen in de richting van het Stratumseind. Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002 (ms-word document)


Franse schematische kaart van Eindhoven uit de 17e eeuw.
Collectie Rijksuniversiteit Leiden

Door de groei van de Eindhovense bevolking wordt de kerk echter al snel te klein. In 1823 wordt de kerk daarom uitgebreid met de zuidelijke (in 1823) en de noordelijke torenomgang (in 1829). Ook wordt in 1834 een nieuwe doopkapel gebouwd, waarvoor een nieuw vont wordt geleverd. Vervolgens is herhaaldelijk sprake van herstelwerkzaamheden vanwege de bouwvallige staat van het gebouw. In 1836 wordt de kerktoren, die tot dan toe eigendom is van de stad, overgedragen aan de kerk. Later beraamt het kerkbestuur plannen om de oude kerk aanmerkelijk te vergroten. Er wordt elders een noodkerk gebouwd, waar op zaterdag 18 oktober 1859 voor het eerst een dienst wordt gehouden. In februari van dat jaar waren de plavuizen en het ‘los houtwerk’ van de oorspronkelijke kerk reeds in het openbaar verkocht. 


Gravure van de St. Catharinakerk 1874

Op 7 februari 1860 geeft de gemeenteraad van Eindhoven de opdracht nieuwe kerktorens te bouwen, waardoor tevens met de sloop van de oude kerk kon worden begonnen. Er is dan nog sprake van middeleeuwse muurschilderingen in het interieur, maar die worden niet of nauwelijks gedocumenteerd. Tijdens de sloop, die vóór 10 augustus 1860 diende te zijn voltooid, ontstaat enig oponthoud door de vondst van ‘verschillende gewulfde catacombes’ onder het voormalig priesterkoor, en de vondst van een brokstuk van een oude klok ‘welke circa 4000 ponden heeft gewogen’. Reeds in september 1860 is de sloop voltooid want in die maand begint men met het aanleggen van de fundamenten van de nieuwe kerk. De eerste steen wordt op 30 april 1861 gelegd. Op 11 september 1867 wordt het nieuwe kerkgebouw geconsacreerd. Met een lengte van 72 m en een breedte van 37 m was deze veel groter dan de in 1860 gesloopte kerk, die afmetingen had van 50 m x 25 m.

 
19-9-1944, bombardement na de bevrijding, links Catharinakerk

De door Cuijpers gebouwde kerk is gedurende de Tweede Wereldoorlog tot twee maal toe, namelijk op 6 december 1942 en op 19 september 1944, ernstig beschadigd door bombardementen. In 1944 valt een gedeelte van het tijdens het bombardement ontstane puin op het plein vóór de kerk, maar dat lijkt geen schade te hebben opgeleverd voor de ondergrond.

 

4.3  Begraven op het kerkhof en in de kerk

Aangenomen mag worden dat de burgers van Eindhoven overwegend op het kerkhof van de Catharinakerk, of in die kerk zelf zijn begraven. De Catharinakerk was immers de enige kerk van de stad. Daarnaast zijn ook mensen op het pestkerkhof begraven. Dit kerkhof lag buiten de omgrachting van de stadskern aan het toenmalige einde van de Heilige Geeststraat. De precieze locatie is echter niet bekend. Bovendien was er sinds 1747 een Joodse begraafplaats, maar die lag niet in de stad, maar in Woensel.

In de kerk en op het omringende kerkhof zijn ongeveer 625 jaar lang mensen begraven, namelijk tussen omstreeks 1225 en 1857. De gemiddelde levensverwachting omstreeks 1400 bedraagt voor mannen slechts 37,7 jaar en voor vrouwen nog minder, namelijk 31,1 jaar. Omstreeks 1850 bedraagt het sterftecijfer in Nederland per jaar ongeveer 26 per duizend inwoners (inclusief zuigelingen- en kindersterfte); tegenwoordig is dit 7,9. Stel dat de gemiddelde leeftijd van de Eindhovense bevolking ongeveer 40 jaar bedroeg, en de gemiddelde bevolking van Eindhoven tussen 1225 en 1857 ongeveer 1000 personen bedroeg, dan stierven gemiddeld per jaar 1000 / 40 = 25 mensen. Gedurende 625 jaar zijn dus ongeveer 25 x 625 = 15.625 mensen gestorven. Aangenomen mag worden dat deze bijna alle op het kerkhof van de kerk, of in de kerk zelf zijn begraven. 

 

Houtgravure van het titelblad uit het “Cort Verhael”
van de inname van Eindhoven door Staatse troepen in 1581
Collectie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven
 

 

In 1581 wordt bepaald dat alleen religieuzen, en diegenen die zich door nobel gedrag hadden onderscheiden, in de kerk mogen worden begraven, maar dergelijke voorschriften werden nauwelijks nageleefd. Het was duurder en daarom deftiger om in de kerk begraven te worden, want de ruimte in de kerk was gering. Voor de Catharinakerk zijn geen gegevens onderzocht over het aantal begraven personen, evenmin over de verhouding tussen die in de kerk en die op het kerkhof zijn begraven. Elders in Nederland schommelde die verhouding gedurende de 17e, 18e en begin 19e eeuw jaarlijks aanzienlijk, van één op de tien, tot meer dan de helft van de begravingen in de kerk, terwijl de rest op het kerkhof werd begraven. Ook tijdens het gebruik door gereformeerden worden in de Eindhovense Sint Catharinakerk nog mensen in de kerk begraven. Het ging daarbij zowel om gereformeerden als katholieken. Voor begravingen van katholieken diende echter te worden betaald aan de gereformeerden: voor een ‘groot lijk’ bedroeg het tarief 6 gulden en 6 stuivers terwijl voor een ‘klein lijk’ de helft moest worden betaald. Begravingen op het kerkhof zijn aanzienlijk goedkoper: een ‘groot lijk’ kostte 1 gulden en 10 stuivers en een ‘klein lijk’ 15 stuivers. Het begraven in de kerk kostte toen dus ongeveer vijf maal zo veel als op het kerkhof.

De graven in de kerk zijn -  althans in een aantal gevallen - herkenbaar door grafstenen. Na de ingebruikname van de kerk door de protestanten in 1649 worden enkele goederen verkocht, waaronder ook enkele grafzerken. Van enkele andere grafstenen zijn de opschriften bekend; in enkele gevallen betreft dat collectieve graven en in één geval gaat het kennelijk om een familiegraf  (zie hieronder onder ‘Bidt voor de ziele’).

      Ad majorem Dei gloriam ac Guilielmi Meysa Turnhout et Joannae Ariaens ab Heeze parentum atque Annae et Elisabethae sororum memoriam

-         Begrafn Johan van Esch van Evesel scholtis van Kempenlandt sterf den 13 Juny 1587 bit voor de siel [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 140 x 73 cm]

-         Hierleet begraven Meester Jan van den Meden canonick Eyndhoven sterf anno 1537 den dorden dach Mert [blauwe hardstenen zerk, afmetingen: 115 x 70 cm]

-         Hier leyt begraven Hendrik Simons van den Broeck, Luytenant Drossaert der Landen van Cranendonck, Eyndhoven, etc., sterft in den jaere onses Heeren 1588 den 24 Novemb.

-         Dirck van den Broeck, President der Stadt Eyndhoven, sterft den 13 September 1639

-         Willem van den Broeck, stadhouder ende Rentmeester des Quartiers van Kempenland, sterft den 1 Augustij 1640

-         Willem van den Broeck, sterft den 16 November 1649

-         Heer Dirck van den Broeck, Priester, sterft den 11 September 1667

-         Mathys van Taterbeek sterft den 24 Augustij 1625 En Ilken Hendricks van den Broeck sijn huysvrou sterft den 25 October 1645

-         Elisabeth van Taterbeeck sterft den 29 September 1623

-         Bidt voor de ziele.

Henrick van Taterbeeck sterft den 31 Mey 1637

Mr Henrick Gillis sterft den 3 Meert 1668 Ende Mathias van den Gruthusen sterft den 26 April 1668

Joffrou Judith van Taterbeeck wedue dito Heer Gillis sterft den 13 Junij 1668

Anthoni van den Gruthusen sterft den 31 Augustij 1654

Juffrou Anna Stappaert obiit 27 Meert 1649

Sr Mathijs Stappaert obiit 15 Meert 1658

Mr Godefridus Stappaert obiit 16 Juli 1668

Mr Michael Stappaert Rentmeester van Sijn Hoogheyt den Heere Prince van Oranje obiit

15 Julij 1679 en Juffrouw Agnes van Taterbeeck syne huysvrou obiit 29 Januarij 1678

-         Heer Abraham Tempelaer Rentmeester van ’t Quartier van Kempenlant en President der Stadt Eyndhoven gestorven 9 Juli 1679

-         Heer van Wevert sterft den 17 December 1669

Op de vloer van het tochtportaal aan de noordoostzijde van de huidige kerk bevindt zich een groot fragment van een (andere?) steen (afmetingen 111 x 66,5 cm). Deze is zwaar gehavend door gebruik en slijtage als onderdeel van de vloer. De tekst is haast volledig uitgesleten. Slechts alleen een letter ‘S’ is nog te lezen. Waarom juist deze ene steen opnieuw is gebruikt in de huidige kerk, en geen enkele andere, is een vraag die onbeantwoord blijft.

Over het aantal begravenen in zowel de kerk als op het kerkhof is nog geen onderzoek gedaan. Omstreeks 1740 is ‘in gewone jaren’ nog sprake van een gemiddeld aantal van 55 begravingen (kennelijk in zowel de kerk als op het kerkhof).
De drossaard van Eindhoven stelt in 1802 een onderzoek in naar de klachten over sterke stank rond het kerkhof van de Catharinakerk. Volgens hem kan de stank schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook ‘rollen’ doodsbeenderen en planken van lijkkisten langs de straten. Geadviseerd wordt om voortaan te verbieden, dat stront- en mesthopen op het kerkhof worden geworpen, de doodgraver te instrueren over de diepte van de graven, de uitgespoelde doodsbeenderen en planken periodiek te verzamelen en in het knekelhuisje op te slaan en ook om het kerkhof ‘net als vroeger’ te ommuren. In Frankrijk is al in 1776 om ethische en hygiënische gronden verboden om nog langer in kerken te begraven, want men acht het een onhoudbare situatie om in de kerk ‘boven een rottend overschot van de doden’ te zitten.In 1808 kondigt koning Lodewijk Napoleon nieuwe instructies aan over het begraven, maar pas met ingang van 1 januari 1829 is het in de Nederlanden voortaan verboden in de kerk te begraven.

 

In 1857 wordt het oorspronkelijke (eerste) kerkhof langs de kerk gesloten en deels geruimd, om plaats te maken voor de bouw van de nieuwe kerk. Er wordt een nieuw kerkhof in gebruik genomen. Dit tweede kerkhof komt juist ten noorden van de stadskern te liggen buiten de toenmalige bebouwde kom, op Woensels grondgebied, namelijk langs de Vestdijk ter hoogte van de huidige Raiffaisenstraat. Op dit terrein wordt overigens reeds sinds 1829 begraven, maar dat betreft vrijwel uitsluitend aan cholera gestorven personen en gesneuvelde soldaten.

 

In 1857 zijn een aantal graven van het eerste naar het tweede kerkhof verhuisd en in oktober 1859 is, voorafgaand aan de sloop van de kerk, nogmaals sprake van het opgraven en het transport van lijken dat alleen ‘des nachts en onder toezigt van den Wethouder E.M. Jonckbloet’ mocht gebeuren.In 1877 is opnieuw een ander terrein als kerkhof ingericht, dit betreft het gebied langs de huidige Edenstraat, dat nog steeds als zodanig in gebruik is. De eerste dode is daar op 28 juli 1877 begraven. Omstreeks 1900 zijn de graven op het tweede kerkhof geruimd; enkele daarvan zijn overgebracht naar het derde St. Catharinakerkhof. Dat ze niet alle geruimd  zijn lijkt uit het feit dat omstreeks 1995 enkele vuilniszakken menselijke skeletdelen werden bezorgd op het hoofdbureau van politie aan de Mathildelaan in Eindhoven. Deze botten waren gevonden tijdens bouwactiviteiten op het terrein van het tweede kerkhof.

 

4.4   Topografische afbeeldingen  

Het uiterlijk van de in 1860 afgebroken kerk is bekend aan de hand van een aantal afbeeldingen. De oudste twee dateren uit omstreeks 1640-1650; deze zijn gemaakt door Isaac van Ostade (1621-1649). Dat deze prenten de Catharinakerk voorstellen, is overigens pas in 1986 herkend. Ze laten een kerk zien met een ietwat plompe toren met een korte spits en een hoog opgaand schip, waarvan het koor deels verborgen ligt achter de bebouwing van het Stratumseind. Ongeveer uit een eeuw later, namelijk uit 1738, is ons opnieuw een afbeelding overgeleverd van de kerk. Ditmaal is ook een (minstens) dubbel koorgedeelte zichtbaar, dat lager is dan het schip van de kerk. Ook het kerkhof wordt weergegeven, dat is ommuurd en is begroeid met bomen. Door deze bomen is niet zichtbaar hoe de contouren zijn van het koorgedeelte ter hoogte van het maaiveld. Latere afbeeldingen laten telkens een kerk zien waarvan het koor lager is dan de kerk.

De jongst bekende afbeelding dateert uit 1860 en moet kort voor de sloop van de kerk zijn getekend. Het koor is op die tekening even hoog als het schip, terwijl afbeeldingen uit 1791 en 1798 nog een lager koor tonen. Wanneer de afbeelding van 1860 een juiste weergave betreft, moeten na 1798 dusdanige verbouwingen aan de kerk hebben plaats gevonden. Dit zal dan gebeurd zijn tijdens één van de verbouwingen en herstelwerkzaamheden na 1807.

 

 

Hieronder een artikel uit 1950 

(Door onderzoek van de laatste 50 jaar blijkt dat onderstaande visie van de ligging van de voor-middeleeuwse kerk onjuist is, lees hiervoor Bron Kleine vondst, grote ontdekking, Nico Arts, 2002)

 

DE OUDE SINT CATHARINAKERK TE EINDHOVEN.

Bij het herstel van de schansmuren en het kerkplein van de Sint Catharinakerk in Maart en April van dit jaar  (1950) stiet men op resten van funderingen, die klaarblijkelijk afkomstig waren van een van de vroegere kerken, waarvan althans zeker de laatste daar ter plaatse moet hebben gestaan. De funderingen waren gemetseld van "veldovenstenen" van een zeer groot formaat, in kalkspecie. Er werd de hoop gekoesterd, dat bij het onderzoek, dat naar aanleiding van deze vondst werd ingesteld, nog iets te voorschijn zou komen van de kerk die Eindhoven gedurende de Middeleeuwen moet hebben gehad.

Volgens SCHUTJES was in de vorige eeuw nog de plattegrond bekend van de collegiale kerk van Eindhoven, welke in 1486 is afgebrand 1). Deze plattegrond zou aanwezig zijn geweest in het stadsarchief. SMITS vermeldt, dat bij het afbreken van de oude kerk in 1860, de funderingen van de Middeleeuwse kerk zijn gevonden 2). -Moeten we verband zoeken tussen deze beide feiten en een pentekening van twee plattegronden, welke zich bevindt in het prentenkabinet van het Provinciaal Genootschap (nr. 2450) ? (Afb. 1). De herkomst van deze afbeelding is niet bekend. De kerk welke SMITS bedoelt, had twee koren; dit stemt dus overeen met plattegrond B (zie afb.). Daar staat tegenover, dat volgens HOUBEN, de oude collegiale kerk drie koren had 3). Misschien telde HOUBEN als zodanig ook de ruimte tussen de beide absiden van plan B. Het onderschrift van de pentekening doet eveneens veronderstellen dat men in de mening verkeerde, te doen te hebben met de plans van twee verschillende kerken.

Leggen we evenwel de twee plattegronden op elkaar, dan blijken de schepen van beide kerken vrijwel geheel overeen te stemmen, evenals de torens. Bovendien had de kerk voor de franse tijd twee koren; dit blijkt uit een afbeelding van 1738 (afb. 18) (nr. 2444). Een aanwijzing in deze richting geeft ook nog een inventaris, in 1648 opgemaakt door Johan Stapparts, rentmeester van de Prins van Oranje, waarin sprake is van „den grooten choor" en „den choor van Onze Lieve Vrouwe" 4). Zo kan men zeggen, dat grondplan B de kerk in de toestand voor de franse tijd voorstelt, en A dezelfde kerk na de restauraties welke sedertdien hebben plaats gehad. Dit moet degenen, die de oude kerk in 1860 hebben afgebroken, bekend zijn geweest. Het ligt daarom voor de hand, dat de tekenaar van beide plattegronden niet bij de afbraak aanwezig is geweest, anders had hij de afbeeldingen waarschijnlijk niet ten opzichte van elkander gedraaid. Ook degene, die het onderschrift heeft aangebracht, is zeer waarschijnlijk geen oogge­tuige geweest van de afbraak. Een reden temeer om niet blindelings te vertrouwen op de juistheid van alle details.


 

Plan B kan zeer zeker een gotische kerk betreffen, zij het dan een met enkele merkwaardige afwijkingen. Volgens onze begrippen is de plaatsing van de beide absiden t.o.v. de hoofdbeuk van de kerk wel erg onpraktisch. Bovendien doet zich bij de opbouw volgens deze plattegrond een zeer grote moeilijkheid voor. De beide bogen n.l., die de muren van de meest Oostelijke travee dragen (de kerk was georiënteerd), vinden aan de koorzijde geen steun op een zuil. Mogelijk berust dit op een onnauwkeurigheid in de tekening. In elk geval moet althans het Noordelijke koor aanwezig zijn geweest. De funderingen van de driezijdige afsluiting hiervan, zijn immers in het begin van dit jaar gevonden. Als we deze vondst vergelijken, met de kadasterkaart van 1830, dan schijnt dit koor inderdaad breder te zijn geweest dan de zijbeuken van de kerk.

Een tweede voorbeeld van een dergelijke plaatsing van absiden is me niet bekend. Moeten we bij de verklaring hiervoor misschien rekening houden met de lange bouwtijd? De bouw zou in 1489 begonnen zijn, in 1515 nog niet voltooid 5) en in 1554 is de kerk weer gedeeltelijk door brand verwoest 6). Anderzijds is volgens SHITS in 1525 het schip gedeeltelijk inge­vallen, doordat bij een storm de torenspits op de kerk viel 7). Typisch is, . dat ondanks het feit, dat beide koren architectonisch volkomen gelijkwaar­dig zijn, in de inventaris van Johan Stapparts van 1648, toch gesproken wordt van „den grooten choor".

Tot de muurresten die in Maart van dit jaar zijn gevonden, behoren ook zware funderingen met steunberen, die doorliepen tot onder het trottoir van de Kerkstraat. Deze resten kunnen een verklaring vinden in de uitbouwen ter weerszijden van de toren. Het is niet uitgesloten, dat het zeer vervallen gedeelte tegen de toren, op de afbeelding van 1738, deze uitbouwen betreft. Het perspectief van dat gedeelte was de graveur van de afbeelding klaarblijkelijk wel wat al te machtig, zodat de prent in dit opzicht te onbe­trouwbaar is. Het schijnt wel dat we aan deze uitbouwsels moeten denken, waar SHITS s) schrijft over een omloop om de toren, welke na 1721 is afgebroken, „behoudens de twee uiteinden aan de noorder- en zuiderzijde" Het doel van deze ruimten is niet erg duidelijk. We moeten hier in elk geval rekening blijven houden met de mogelijkheid van een vroegere verbouwing. De kapel van O.L. Vrouw Presentatie stond volgens COPPENS en SHITS aan de toren 9).

Het andere plan (afb. 1A) komt behoudens enkele kleinere afwijkingen, vrijwel overeen met dat van de kadasterkaart van 1830. Op deze kaart komen o.a. nog een paar tochtportaaltjes voor, welke ter plaatse van de meest westelijke travee van het schip tegen de zijbeuken zijn geplaatst. Op een aanzicht van de zuidzijde van een door Verhees gemaakte tekening van 1791, komt eveneens zo'n tochtportaaltje voor 10). Verder blijkt nog uit de kadasterkaart dat de kerk georiënteerd was, met een kleine afwijking naar het Noorden van ongeveer 12 graden.

Dat de belangrijke verbouwingen van de koorruimte hebben plaats gehad bij de restauraties in de franse tijd van voor 1810 11), ligt wel voor de hand.

Door het wegbreken van enkele zuilen bij de inrichting van de kerk tot bakkerij in 1794, was immers de muur tussen „het ruim" en „het koor" ingestort 12), en daardoor waarschijnlijk ook een deel van het schip en de beide koren. Van de toestand na deze verbouwing zijn mij slechts twee zeer kleine panoramaafbeeldingen bekend. De ene is een sepiatekening, berustend bij het Provinciaal Genootschap (2448), gedateerd pl.m. 1800. Dit zou dus te vroeg zijn. De tekening is zeer globaal opgezet en slecht getekend. Beter verzorgd, maar nog kleiner, is een lithografie van Arntzen, eveneens bij het P.G. aanwezig (2465), gedateerd 1850. Beide afbeeldingen geven de indruk dat de bijgebouwde kruisarmen ongeveer tot gelijke hoogte met de zijbeuken zijn opgetrokken, terwijl het koor hoger reikt. Mogelijk bestaan er nog afbeeldingen die meer opheldering kunnen geven.

Al met al moet de Catharinakerk in de vorige eeuw de indruk hebben gemaakt van een lappendeken. We kunnen het verlies van deze „grote dorpskerk" (zij was ongeveer 50 meter lang), die onder zeer armelijke omstandigheden is gebouwd, betreuren, we behoeven er geen spijt van te hebben dat we er de tegenwoordige voor in de plaats hebben gekregen.

Intussen is wel zeer waarschijnlijk geworden dat we de Middeleeuwse kerk van voor 1846, nog niet kennen. Op dat gedeelte van het kerkplein, dat door de omstandigheden niet ontgraven is kunnen worden, kunnen we geen grote ontdekkingen meer verwachten, omdat daar de funderingen grotendeels afgebroken moeten zijn geweest voor latere gebouwen. Voor een verder onderzoek zullen we naar andere bronnen moeten uitzien.

HERMAN STRIJBOS in Oud Eindhoven: voorstudies tot de geschiedenis van Eindhoven, Interbook International, Schiedam. Oorspronkelijk verschenen in 1950.

1)    L. H. C. SCHUTJES: Geschiedenis van bet bisdom 's Hertogenbosch, Sint Mi­chielsgestel 1872. Deel III p. 551. 
2) Beknopte geschiedenis van Eindhoven, Eindhoven 188?-'88. Deel I, p. 81.
3) Geschiedenis van Eindhoven, de stad van Kempenland, Turnhout 1890. Deel I, p. 4.
5) HOUBEN: t.a.p., p. 73.
6) T.a.p., blz. 12.
7) T.a.p., p. 81.
8) Sa.p., P. 198.
9) COPPENS, J. A.: Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's Hertogenbosch, 's Hertogenbosch 1843. Deel III blz. 76 en SHITS: t.a.p., p. 85.
10) GERLACH O.M.C., P. C., Het schetsenboek van Hendrik Verhees, Bossche Bijdragen dl. 16, 1938-'39, p, 266-281.
11) COPPENS, t.a.p., p. 78.
12) COPPENS, t.a.p., p. 78. Naar: HANEWINKEL, Geschied- en aardrijksk. beschrijving der stad en Meierb van 's Bosch, Nijmegen 1803, p. 390 en 391.
 

Catharinakerk in het kort
In 1813 worden ten gevolge van wetgeving van de Nationale Vergadering van de Bataafse republiek kerkgebouwen teruggegeven aan de katholieken in die plaatsen waar zij in de meerderheid zijn. Zo draagt in Eindhoven (95% katholieken) de Hervormde Gemeente de laat-middeleeuwse en intussen vervallen Catharinakerk over.

De kerk is al snel te klein en om plaats te maken voor nieuwbouw wordt in 1857 het kerkhof geruimd.
In 1858 krijgt de Roermondse architect Pierre J.H. Cuypers (1827-1903) de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen op de plaats van de oude kerk.
Hij ontwerpt een neo-gotische driebeukige kruisbasiliek met driebeukig dwarsschip, een priesterkoor met omgang en drie zeshoekige straalkapellen. De kerk is niet oost-west georienteerd, zoals de middeleeuwse kerk met het altaar in het oosten , maar conformeert zich aan de stedebouwkundige situatie met de hoofdingang tussen twee toren aan de natuurlijke ingangszijde; het Stratumseind.
In de Catharinakerk zijn de ideeën betreffende architectuursymboliek van Alberdingk Thijm, vriend en zwager van Pierre J.H. Cuypers, te herkennen. Bouwkundige onderdelen en inrichting van de kerk zijn onderdelen van van een samenhangend symbolisch systeem. Zo zijn de op het eerste gezicht gelijke torens in detaillering verschillend en staat de noordelijke 'slanke' toren (de ivoren toren) voor vrouwelijk; vrede; reinheid en de zuidelijke 'zwaardere' toren (de toren van David) voor mannelijk; kracht; sterkte.

Deken G.W. van Someren is de stuwende kracht achter de plannen voor de bouw van een nieuwe Catharinakerk, hij legt in 1861 de eerste steen, 6 jaar later in 1867 wordt de kerk door Mgr J. Ph. Deppen ingewijdt.

De stedebouwkundige situatie van de kerk als gebouw aan de straat is onbevredigend geworden doordat het voorplein met omheining bij het bombardement van 19 september 1944 is vernield en omdat de pastorie die de zijkant van het plein aan de zuidzijde afsloot is gesloopt, terwijl later aan de noordzijde de belendende bebouwing als gevolg van een verbreding van de straat veel verder van de kerk is komen te staan.

De kerk was oorspronkelijk aan de zuidzijde geheel ingebouwd. Door de aanleg van een vernieuwde verbinding tussen het Stadhuisplein en het Stratumseind kwam de kerk vrij te liggen. Deze nieuwe straat met zijn onduidelijke profiel maakt hier echter geen gebruik van. Ook aan de betekenis van de verbinding tussen kerkelijk en seculier centrum te weten stadskerk en stadhuis wordt geen recht gedaan.