Jacob van Deventer

Toelichting op de Eindhovense kaart Jacob van Deventer door van J.Th.M.Melssen van het Streekarchief Z-O Brabant, 1982 
Uitgegeven door Drukkerij Vrijdag n.a.v. 750- jarig bestaan van de stad Eindhoven. 

Jacob van Deventer (Kampen, ca. 1505 - Keulen, 1575)

Over Jacob van Deventer zijn weinig biografische gegevens bekend. De eerste vermelding betreft zijn inschrijving op 24 april 1520 als Jacobus de Daventria aan de Leuvense universiteit. Zijn geboorte wordt daarom omstreeks 1500/1505 gedateerd. Jacob is waarschijnlijk in Kampen geboren. Zijn ongehuwde moeder zou omstreeks 1510 getrouwd zijn met een zekere Roelof, inwoner van Deventer, de stad waar Jacob dan zijn verdere jeugd doorbracht. Aangenomen wordt dat hij in Deventer studeerde aan de Latijnse School, waarna hij naar Leuven vertrok. In Leuven ging Van Deventers belangstelling oorspronkelijk uit naar de geneeskunde en de wiskunde, maar later heroriënteerde hij zich naar de landmeetkunde en de cartografie. Dit resulteerde in 1536 in een kaart van het hertogdom Brabant, de eerste gedrukte kaart binnen de Nederlanden.  bron https://nl.wikipedia.org/wiki/Jacob_van_Deventer_(cartograaf)
Een uitgebreid verslag van Jacob van Deventer staat in Stedenatlas Jacob van Deventer

Klik op kaart of hier voor vergroting

Bovenstaande plattegrond van Eindhoven uit periode 1910-1920 laat de middeleeuwse structuur van de stad Eindhoven / Eyndhoven nog goed zien.

Werkwijze en de Eindhovense kaart

Aanvankelijk vervaardigde hij kaarten voor diegenen, die hem daarvoor opdracht gaven, zoals mogelijk het stadsbestuur van Helmond vóór 1548. Hij werkte o.a. aan kaarten van de Nederlandse provincies (1536-1546) en aan de bekende stedenatlas, ruim 250 plattegronden, waarmee hij in 1558 begon en die hij nog niet had voltooid bij zijn dood in 1575, doch welke werkzaamheden hij vermoedelijk al in 1572 staakte, toen hij van Mechelen uitweek naar Keulen.

De stadsplattegronden zijn gemaakt in opdracht van de Spaanse regering als stafkaarten voor de Spaanse legerleiding. Hiervoor zullen de strategisch belangrijke punten nauwkeurig zijn weergegeven.
Alle plattegronden zijn op dezelfde schaal getekend (ongeveer 1:8000) en met dezelfde oriëntatie, nl. het toenmalige magnetische noorden boven. Zij zijn getekend volgens dezelfde methode als resultaat van opnamen ter plaatse. Als Van Deventer op de plaats van bestemming aankwam, wandelde hij met zijn instrumenten de wegen af, die hij op zijn kaarten met grote stippen aangaf. Zijn wijze van werken berustte op de primitieve wijze van driehoeksmeting volgens de door Gemma Frisius beschreven methoden, waarbij gebruik werd gemaakt van torenspitsen en andere hooggelegen punten om de omgeving op te nemen.

Van de stedenatlas zijn netexemplaren en ,,minuten” (= laatste versie vóór netexemplaren) bekend. De plattegrond van Eindhoven is een minuut. Op de minuut van Eindhoven vinden wij genoemde stippellijnen in het midden van wegen en straten en langs pleinwanden. Houdt men de minuut tegen het licht, dan ziet men, dat de kaart op de plaats van de stippen doorgeprikt is. 
De zogenaamde minuut is geen "kladversie", maar een "eerste versie". Gemaakt aan de hand van topografische en andere gegevens, die tijdens de veldopname werden opgetekend. Tekst in het Nederlands. De netkaart omvat in strikte zin een hoofdkaart (vaak ook aangeduid als netkaart) en een bijkaart, naast elkaar weergegeven. De hoofdkaart is een "nette" versie van de minuut, met de tekst in het Latijn. Op de bijkaart zijn alleen de stadsvesten en stadsgrachten, de voornaamste gebouwen en de straten weergegeven. Soms zijn de gebouwen benoemd met een Latijnse benaming.

Dit geeft een aanwijzing voor de methode, waarmee zonder veel moeite verscheidene netexemplaren van een kaart konden worden gemaakt. Van Deventer zal, thuisgekomen, op de plaats van de stippen zijn schets tegelijk met een of meer bladen hebben doorgeprikt. In de Eindhovense plattegrond komen ook op plaatsen waar geen stippen staan prikken voor, zoals op de plaats waar de Gender de stad binnenstroomt, op willekeurige afstanden in de Dommel, in de gracht rond Mariënhage, in de Windgraaf en langs de weg, die parallel aan de vest van de Woenselse naar de Gestelse Poort loopt.

Uit de kaart blijkt duidelijk de strategische bestemming, daar de maker conform zijn opdracht de wallen, stadspoorten en andere versterkingen, zoals het kasteel, de belangrijke gebouwen en vooral de toegangswegen (zie de grote stippen) overduidelijk weergeeft. Van de niet belangrijke wegen geeft hij alleen de aanzet of het geschatte verloop.

De plattegrond van Eindhoven meet 41,3 bij 29,6 cm. en de hoeken van het blad zijn (later?) afgesneden. De rivierdalen zijn zachtgroen (beemden), de huizen rood en de daken van kerken, stadhuis en klooster Mariënhage blauw van kleur. De wegen in de binnenstad zijn wit (verhard?), de wegen binnen en buiten de wallen langs de vesten en de overige wegen buiten de stad zijn grijsachtig (niet verhard?). De Markt lijkt wit, doch vertoont mogelijke vlekken van een vroegere inkleuring (de Markt was verhard met gruis).
De kaart is onvoltooid, wat is af te leiden uit het feit dat andere plattegronden ingetekende en zelfs (deels) ingekleurde stadswapens bevatten. De Eindhovense kaart is doormidden gevouwen geweest, heeft oorspronkelijk met de linkerzijde gebonden gezeten in een band en vertoont nogal wat kreukwerk. Er is vochtschade aan de linkerzijde van de kaart, vooral bij Gestel, waar het vocht het lijnenwerk van de wegen en de inkleuring van de huizen heeft aangetast. Aan de randen is de kaart vuil.

Tekst door  J.Th.M.Melssen van het Streekarchief Z-O Brabant, 1982  

Herstelde kasteel Eindhoven in 1583 getekend door Franciscus Hogenberg, zomer 1583.
zie plattegrond 1583

Datering kaart

Er zijn aanwijzingen, dat de geograaf Van Deventer in 1558 is begonnen met zijn stedenatlas, ook al zijn er incidenteel oudere kaarten bekend. De tekst van zijn opdracht is niet bekend. Toch weten wij dat het zijn taak was ,,te visiteren, meten ende bescrijven alle de steden van onsen landen van herwertsovere, mitsgaders die rivieren ende omliggende vlecken ende dorpen”, aldus een bevelschrift van koning Philips II van 29 mei 1559. Hetzelfde bevelschrift verplicht alle plaatselijke besturen en andere functionarissen de geograaf en zijn helpers alle medewerking te verlenen en overal toe te laten. Van Deventer zou voor zijn stedenatlas eerst het hertogdom Brabant hebben bezocht. De handschriftencatalogus van de Koninklijke Bibliotheek te Brussel geeft als datering voor de kaarten de jaren tussen 1550 en 1565. De Eindhovense kaart biedt zelf weinig aanknopingspunten voor een datering. Alleen de loop van de rivier de Gender en de verdedigingswerken bieden enig houvast. De Gender, die door de stad loopt, is in de 16e eeuw verlegd achter de huidige Jan van Lieshoutstraat en langs de Smalle Haven om als brandgracht te dienen. Van Deventer geeft de oude situatie weer en de vroegste aanduiding voor de nieuwe loop is van 31 oktober 1569, als er sprake is van ,,de oude Gender”. De waterloop achter de huizen op de Demer vanaf de Vrijstraat, die wordt genoemd in o.a. de jaren 1538-1552, is bij de reorganisatie van de stad na 1554 verdwenen en wordt door Van Deventer niet getekend. De stadsplattegrond laat verder een rechthoekige Markt, rechtgetrokken straten en de huizen keurig op één lijn langs de straten zien, overeenkomstig de bouwverordening van de prins van Oranje van 9 april 1554, uitgevaardigd na de stadsbrand van 3 januari 1554. Op de kaart is geen spoor van de brand meer te zien. Het rechthoekig maken van de Markt kan eerst van na 30 september 1555 dateren als het stadsbestuur overgaat tot ruil van een perceel grond, dat bij de Markt moet worden getrokken. 

Nog op 7 april 1557 zijn de sporen van de brand niet uitgewist, als koning Philips II op verzoek van de stad toestemming geeft tot het heffen van dubbel weggeld omdat de stad het onderhoud en de reparatie van de Steenweg en de 6 of 7 bruggen niet kan opbrengen als gevolg van genoemde stadsbrand, waardoor de inwoners zeer zijn verarmd „ende nu grote oncosten doen ende supporteren om haere verbrande huysen ende woonsteden weder van nyeus op te bouwen”. De tijdspanne tussen 1557 en 1569 kan nauwelijks met lokale bronnen worden verkleind, daar de schepenregisters tussen 2 oktober 1554 en 16 mei 1569 verloren zijn gegaan en de borgemeestersrekening over 1555/1556 en de H. Geestmeestersrekeningen over 1560/1561 en 1569/1570 geen nieuwe aanwijzingen opleveren. Wel kan uit getuigenverklaringen van 1567 en 1608 de conclusie worden getrokken, dat in het borgemeestersjaar van 1 oktober 1567 tot 1 oktober 1568, ná 15 december 1567, is begonnen met het opnieuw uitzetten van de vestingwerken rond de stad. Kunnen wij uit lokale bronnen de kaart tussen 7 april 1557 en 15 december 1567 dateren, de opdracht uit 1558 geeft ons een aanwijzing de datering te verschuiven naar omstreeks 1560. Deze datering wordt bevestigd door een schrijven van de kastelein van het kasteel Eindhoven aan de prins van Oranje uit 1560, waarin hij vraagt om herstel van het kasteel dat bijna geheel dakloos is. Dit kleine feit wordt door de kaart van Van Deventer bevestigd door het ontbreken van de kleur blauw voor het dak van het - strategisch belangrijke - kasteel.

HET WEGENPATROON BUITEN DE STAD

Van Deventers opdracht luidde de toegangswegen naar de stad in kaart te brengen. Een gevolg hiervan was, dat hij de zijstraten van toegangswegen wel aanstipte, doch niet volledig natrok en in kaart bracht. De op de kaart onvolledig aangegeven wegen kunnen dus wel hebben doorgelopen. De wegen waarin grote stippen zijn aangebracht, zijn door de geograaf zelf opgemeten, de overige zal hij op het oog hebben geschetst. De meeste wegen zullen van zand, leem, knuppels of gruis zijn geweest. Bij onze beschrijving gaan wij uit van de huidige of de laatst bestaand hebbende straatnamen. 

Woensel

Aansluitend aan de Demer zien wij de Fellenoord, thans Piazza en Schimmelt, van waaruit men links via 't Eindje naar de Lijmbeekstraat kan gaan in noordelijke richting. De twee zijstraten in zuidelijke richting vanaf 't Eindje heetten vroeger eveneens 't Eindje, doch later respectievelijk Nieuwe Strijpseweg of Gagelstraat (west) en Voetbrugsteeg (oost). De Gagelstraat kruist de waterloop De Windgraaf richting Strijp. De eerste zijstraat rechts van de Lijmbeekstraat is de Harmoniestraat, de tweede de Peperstraat, overgaand in de Van Kinsbergenstraat. De zijstraten links zijn niet met name bekend. Vervolgt men de Fellenoord rechtsaf dan bereikt men de splitsing Broekseweg (ook Heerof Heiweg genaamd) en Oude Bogert. De zijstraat van de Oude Bogert is de Nieuwe Bogert, die via een op de kaart niet aangegeven verbinding met de latere Kersen- of Pruimenstraat weer op de Broekseweg uitkomt. 

De tweede zijstraat rechts op de Broekseweg is de Looierstraat, de derde zijstraat de Brugstraat, vroeger Molenstraat geheten. Deze straat liep naar de dubbelradige watermolen Schimmelen (thans T.H.-terrein). Het verlengde van de Broekseweg na de Brugstraat heet Oude Torenstraat; de eerste afsplitsing hiervan naar rechts de Eckartseweg. De vroegere naam voor Oude Torenstraat is Kruisweg, ook voorbij de kerk. Na de kerk links te zijn gepasseerd bereiken wij een kruising: rechts het Schoolpad, rechtdoor de Kruisweg naar de heide en de schutsboom, links de Kerkstraat (thans Kaakstraat). 

Tussen Lijmbeekstraat en Broekseweg ligt de Kruisstraat, eertijds Kerkstraat of Oude Boschweg geheten. Meteen links is op de kaart de aanzet van de Hemelrijken zichtbaar. Bij de kruising met de (op de kaart niet aangegeven) Van Kinsbergenstraat en de Verwerstraat (vroeger Torenstraat), gaat de Kruisstraat over in de Van Brakelstraat (vroeger Kronehoefstraat) en bereikt de Kronehoefstraat bij het complex De Kroonhoef, dat door Van Deventer wordt aangegeven. Links op de kaart is nog juist de Frankrijkstraat (vroeger Groenstraat of grindweg naar Son genoemd) zichtbaar, die vanuit het Noorden in de Kronehoefstraat uitkomt. Vervolgen wij de Kronehoefstraat naar het oosten, dan kruisen wij de Wezelstraat (vroeger Kruispad) waarna de straatnaam overgaat in Pastoriestraat (vroeger Broekse kerkstraat). De Pastoriestraat had een verbinding met de Brugstraat, doch die is op de kaart niet aangegeven. Het verlengde van de Verwerstraat over de Pastoriestraat vinden wij thans terug in de Kaarderstraat/Byrdstraat.

Strijp - Gestel

Aansluitend aan de Gagelstraat vanuit Woensel bereikt men over de Windgraaf de Schouwbroeksestraat, thans Gagelstraat geheten, die uitkomt in het gehucht Schouwbroek. Het horizontale stukje weg in dat gehucht is thans (inclusief de stippellijn die daaraan aansluit) bekend als Willemstraat. 
Vanaf de Willemstraat kan men noordwestwaarts de Draaiboomstraat (vroeger Langdonkenpad) in, die overgaat in de Schouwbroekseweg, en
zuid westwaarts de Strijpsestraat in. De zijstraat links in de Strijpsestraat is de Engelsbergenstraat, vroeger ook wel Beemdstraat genoemd. De hiervoor genoemde stippellijn (Willemstraat) buigt oostwaarts af in zuidelijke richting en kruist de rivier de Gender. Dit bijna verticale stukje weg staat thans bekend als Vonderweg. 

Gestel
Vervolgen wij de Vonderweg, die overgaat in de Mauritsstraat (vroeger Strijpsepad), dan bereiken wij de Laag Goorstraat, later Laagstraat geheten. Thans staat deze straat bekend onder de naam Willem de Zwijgerstraat, Mecklenburgstraat, Princessenlaan en Christinastraat, die via de aanzet van de Catharinastraat uitkomt bij de samenkomst van Grote en Kleine berg. Het verlengde van Grote en Kleine Berg is de Hoogstraat. Volgen wij deze straat in zuidelijke richting, dan passeren wij eerst links de Edenstraat (vroeger Paradijsstraat) en komen dan aan de splitsing van de Hoogstraat met de Gestelsestraat (vroeger Zandstraat). De drie wegen aan de Gestelsestraat, die een visuele letter E vormen heten thans van noord naar zuid Ploegstraat (vroeger Akkerstraat), Helmerslaan en Huygenslaan, oorspronkelijk beemdwegen naar de Dommel.
Bij de plaatsnaam GESTEL kruist de Hoogstraat de Botstraat (west) en de Kreeftstraat (oost; vroeger Molenstraat/Hofstraat). Het verlengde van de Kreeftstraat over de Gestelsestraat is de Genneperweg (vroeger Molenstraat). De straat in zuidelijke richting vanaf de Botstraat heet thans Laagstraat en kruist de Rubinsteinlaan/Willebrordusstraat. Tegenover de plaats waar de Willebrordusstraat in de Hoogstraat uitkomt, staat thans de Lambertuskerk. Tussen de op de kaart niet ingekleurde Dommel en de Tongelreep ligt het gehucht Gennep, dat juridisch onder Gestel en kerkelijk onder Aalst behoorde. 

Stratum 

Via de op de kaart niet zichtbare verlengden van de Ploegstraat en de Genneperweg, die beide de rivier de Dommel en de laatste tevens de Tongelreep kruisen, komt men in Stratum in de Dr. Schaepmanlaan (noord) en de Alberdingk Thijmlaan (zuid). Via de Dr. Schaepmanlaan passeert men links de Elzentlaan (vroeger Nieuwe Baan) en bereikt men de kruising met de Stratumsedijk (west) en de Leenderweg (oost; vroeger Hoogstraat). Na de kruising te zijn overgestoken bereikt men de splitsing St. Jorislaan (links) en Heezerweg (rechts; vroeger Laagstraat), die onderling achtereenvolgens zijn verbonden door de Gasthuisstraat en de Schalmstraat (vroeger Achterstraat). Ten noorden van de kerk waren beide parallelwegen verbonden door een paadje. 

Heezer- en Leenderweg zijn achtereenvolgens verbonden door de Rozemarijnstraat (west) en de Heistraat (oost), terwijl in het verlengde van de Rozemarijnstraat de aanzet van de Biesterweg (vroeger Biesterstraat) nog te zien is. Na samenkomst van Schalmstraat en Heezerweg zien wij nog de aanzet van de 1e Wilakkersstraat (vroeger Burghstraat geheten, de weg naar Geldrop). Het verlengde van de Schalmstraat over de St. Jorislaan heet Kettingstraat, het verlengde van de St. Jorislaan over de Schalmstraat Pastoor Dijkmansstraat. De Geldropseweg begint dichtbij de stad als zijstraat van de Stratumsedijk (vroeger Dijk) en was de weg naar Tongelre en Helmond. Bij de samenkomst van Geldropseweg en Pastoor Dijkmansstraat gaat de naam over in Voorterweg. De twee zijstraten van de Geldropseweg zijn de Bleekstraat (thans Tongelresestraat) en de Stuiverstraat. De weg van de Stratumse watermolen naar de Stratumsedijk bestond al in 1832 niet meer en zal wel een molenweg zijn geweest.

Deze tekening is een reconstructie van Eindhoven aan de hand van de Stadsplattegrond van Jacob van Deventer. De reproductie werd vervaardigd door onze 'stadsarcheoloog' Nico Arts. Daarbij gebruik makende van de eerdergenoemde Stadsplattegrond van Jacob van Deventer, de "Toelichting bij de geografische kaart van Nederland, blad Eindhoven" uit 1985 van J.H. Bisschops, "Tekstboek bij een facsimile druk van de plattegrond van Jacob van Deventer, Eindhoven" uit 1982 van J.Th.M. Melssen, alsmede van andere informatiebronnen.

HET WEGENPATROON BINNEN EINDHOVEN


Het wegenpatroon langs de grachten en de grachten zelf zijn in het huidige stratenplan van Eindhoven terug te vinden in 18 Septemberplein, Vestdijk, Oude Stadsgracht, Stadhuisplein, Wal, Keizersgracht en Emmasingel. Vanuit Woensel komt men de stad binnen door de Woenselse Poort en over een ophaalbrug. Dwars door de stad loopt van Woensel naar Stratum de enige stenen weg die Eindhoven rijk is: de Steenweg, ook Rechte Steenweg genaamd. Ter plaatse van de Demer heet de steenweg Volderstraat en bij de Genderbrug in de Volderstraat Volderseinde, terwijl de oude Genderloop ter plaatse wordt aangeduid als Voldersgraaf. De wallen ter plaatse van het 18 Septemberplein staan bekend als De Raam, De Ramen of Lakenscheerdershof. Tussen Demer en Emmasingel ligt de Heilige Geestbeemd, waarin de Kemerlingshof is opgenomen. De kruising van Demer, Vrijstraat, Marktstraat en Rechtestraat heet Kruisstraat en op die kruising (Markstraat) staat de stadsput. De Vrijstraat wordt Vyckstraat of Gestelsestraat genoemd en leidt naar de (oude) Gestelse Poort. Buiten de Gestelse Poort vindt men 't Goorken (omgeving begin Willemstraat) en het gebied De Bergen, bestaande uit de Gestelstraat (Kleine Berg) en de Heerstraat (Grote Berg), verbonden door de Bergstraat, vanaf 1587 Kattenstraat genoemd (thans Bergstraat), en meer zuidelijk bij de Plas door een straatje, dat tussen 1801 en 1828 is verdwenen. Ter plaatse van de Heilige Geeststraat ligt de (Korte) Goorstraat en 't Goor en deze straat leidt naar het Heilige Geestveld, waarop het pest-, zieken- of gasthuisje staat. Daar waar de twee Bergen samenkomen zien wij een puntige lijn over de kaart lopen. Dit is de Run of Rundgraaf, de grens tussen Eindhoven en Gestel. Het gebied tussen Grote Berg, Wal, Dommel en Rundgraaf heet De Bleek, terwijl de gronden waarop de wallen liggen, worden aangeduid als bleekvelden. Het meest zuidelijke deel van De Bleek wordt De Stenen Kamer genoemd. Ongeveer in het verlengde van de Bergstraat ligt de Paradijsweg of Bleekstraat, voorbij het huis Het Paradijs Pad van de Wetering geheten (thans Zwembadweg). Aan de Paradijslaan ligt een olieslagmolen uit 1519.
Via de Grote Berg komt men de stad weer binnen over de Hoge Vonder, op het einde van de 16e eeuw ook (nieuwe) Gestelse Poort genoemd, en bereikt men via de Kerk- of Torenstraat, ook Achter de Toren geheten, de kerk, het kerkhof en de daarop staande school.


De huidige Rechtestraat wordt Grote, Lange of Rechte Steenweg genoemd en het Stratumseind Korte of Stads Steenweg. Tussen het stadhuis en het huis De Ster loopt een wegje naar de Heilige Geestbeemd, evenals de eerder genoemde percelen met die naam en het gast- of stadhuis eigendom van de Tafel van de H. Geest. Het Begijnenhof heet Bagijnenstraat of Molenstraat en aan het einde van die straat, ter plaatse van het Stadhuisplein, ligt het van 1424 daterende Begijnenhof in het Begijnenbroek aan de sluiswiel van de Stratumse watermolen. De stadsvest aldaar wordt ook Dommel genoemd. De straatjes van de Rechtestraat naar de Markt, Marktstraat en Korenstraat = Jan van Hooffstraat, heten gewoon straatjes naar de Markt en de Markt zelf wordt aangeduid met Markt, Marktveld of Grote Markt. Op het noordelijk deel van de Markt staat een linde. Via de Genderbrug bereikt men vanaf de Markt de (openbare) Achterstraat, het tegenwoordige Genderstraatje, die recht op de kasteelgracht uitkomt en via een paadje is verbonden met een andere Achterstraat, ook wel Rosemarijnstraat of Hovelstraat geheten (thans Jan van Lieshoutstraat). Deze straat loopt van de Markt naar De Heuvel, het gebied tussen Rechtestraat en Vestdijk ter hoogte van de Ten Hagestraat, en de Hager-, Kasteelof Kloosterstraat (thans Ten Hagestraat). Via laatstgenoemde straat bereikt men het walkasteel van Eindhoven (thans Huize Ravensdonck), het er tegenoverliggende Neerhof van het kasteel, en buiten de vesten het klooster Haghe, thans Mariënhage. De Smalle Haven heet Achterstraatje of de Kleine Achterstraat en komt uit op het Stratumseind. Het Stratumseind verandert van naam als men de Stratumse Poort passeert: Stratumse Dijk. Van de Stratumse Dijk gaat men via de Molenstraat naar de Stratumse watermolen op de Dommel. De brug in de Stratumse Dijk over de Dommel is een tolbrug, die al in de middeleeuwen wordt genoemd. De Molenwiel of ’t Molenwater, op de kaart nog niet aangelegd, is kort vóór 1576 ontstaan door een afgraving van zand ten behoeve van de Stratumse Dijk.

EINDHOVEN OMSTREEKS 1560


De stad is in 1553 door het huwelijk van Anna van Egmond met Willem van Oranje in handen gekomen van het Huis van Oranje. Na het overlijden van Anna van Egmond in 1558 is Willem van Oranje heer van de stad voor zijn minderjarige zoon Philips Willem (1554-1618).
In het gebied van het Land van Cranendonk en de stad Eindhoven wordt de heer vertegenwoordigd door de drossaard. Ter plaatse is de schout de hoogste gezagsdrager. Het stadsbestuur bestaat uit drie leden: (1) twee borgemeesters, die verantwoordelijk zijn voor de inkomsten en uitgaven van de stad, (2) zeven schepenen, die tevens het gerecht” uitmaken, en (3) een groep functionarissen (kerk- en H. Geestmeesters, ambachtsdekens of vijfmannen, gezworenen en raden) en het grootste of een notabel deel van de gemeente. De inkomsten van de stad bestaan voornamelijk uit de verpachting van de stadsaccijnzen, de beden en de poortersgelden. De uitgaven zijn zo veelzijdig dat die moeilijk in categorieën zijn in te delen.

Hoe wij ons de stad rond 1560 moeten voorstellen, blijkt al deels uit het beschreven wegenpatroon. Nog kort vóórdat Van Deventer de stad in kaart heeft gebracht, moet zij een geheel ander aanzien hebben gehad. Rondom de stad lagen dubbele wallen en grachten, behalve bij het kasteel, met een totale breedte van 60 voet (18 meter).
De wallen (borstweringen), deels daterend van rond 1500, waren gemaakt van plaggen of aarde en waren voorzien van schietgaten en (houten) staketsels. Aan de buitenzijde van de wallen stond een dubbele doornhaag.
De wallen konden worden bereikt door verscheidene poortjes en ter plaatse van het huidige Stadhuisplein kon het geschut middels een schoor op de wallen worden gevoerd. 

De buitenste of kleine wal - tussen de twee grachten - was een singelwal en werd oorspronkelijk door de bewoners van Stratum gebruikt als kerkweg naar Woensel. Ter hoogte van het gebouw van het Eindhovens Dagblad en de bocht Emmasingel (richting Keizersgracht) stonden doelen, waarop het jaarlijkse prijsschieten werd georganiseerd. De wallen zelf waren bewandelbaar door drie personen naast elkaar en werden gebruikt als speelplaats voor kinderen.

Bij de Stratumse Poort en bij de Hoge Vonder stonden wachthuizen en ter plaatse van het Stadhuisplein en de Vestdijk respectievelijk één en twee blokhuizen. Wallen en grachten waren eigendom van de stad en vrij van lasten. Zij werden van stadswege schoongehouden van onkruid en afval en de grachten konden zelfs met een schuit worden bevaren. Achter het stadhuis in de Rechtestraat was in de aarden wal een stenen buis gemetseld om het water van de gracht in de stad te laten ten behoeve van de burgers.

Rond 1560 zijn de wallen, die volgens de verklaring uit 1567 op vele plaatsen zijn geslecht, en de grachten, die dan volgens dezelfde verklaringen deels zijn gedempt en door de inwoners van de stad bij hun eigendom getrokken als moeshof, koolhof, weg, boomgaard, weide e.d., nog wel aanwezig blijkens de stadsplattegrond. De drie stadspoorten zijn van steen opgetrokken en hebben torens. Naast de Hoge Vonder - hoek Kerkstraat/Keizersgracht - ligt de paardenmarkt.

Op 3 januari 1554 had een grote brand meer dan 150 huizen in as gelegd, zowel binnen als buiten de wallen. Mede doordat het grootste deel van de bevolking door de brand zijn huisraad, koopmanschap en roerend goed is kwijtgeraakt, is de bevolking rond 1560 zeer verarmd. Vóór de brand waren de huizen gedekt met rieten daken en gebouwd met houtwerk in de muren (vakwerk); zij lagen willekeurig aan te nauwe, te korte en te kromme straten.

Plattegrond Eindhoven 1560-1583 bewerkt. Voor de originele kaart klik hier

Eindhoven 1554

De bouwverordening van Willem van Oranje van 9 april 1554 beval dan ook, dat alle huizen - ook in de achterstraten en ook die niet waren afgebrand - gedekt dienden te worden met een harde dakbedekking van leien of pannen. De Markt moest worden rechtgetrokken aan de zijde van de Rechtestraat en de Kerkstraat en de Begijnenstraat moesten worden verbreed tot tenminste 40 voet (12 meter) en worden rechtgetrokken. Huizen met twee woonlagen verdienden voorkeur boven huizen met één woonlaag en alle huizen (stenen èn houten) moesten in één lijn langs straten en markt worden gebouwd naar het voorbeeld van 's-Hertogenbosch. Blijkens een gevelsteen werd het gasthuis/stadhuis al in 1554 herbouwd en voorzien van een uurwerk.
Latere verklaringen geven aan, dat rond 1560 in de stad ongeveer 350 huizen staan, voor het merendeel bewoond door kooplieden en handwerkers.

De borgemeestersrekening over 1555/1556 levert ons gegevens over herstelwerkzaamheden aan het houtwerk van de Hoge Vonder, de linde op de Markt, de sluis, de stadsput, de Gestelse Poort en de stenen Stratumse brug. Daarnaast worden heel partijen zand vervoerd naar de Vrijstraat en de Genderbrug en wordt de toegangsweg naar de stad onder Woensel (de Fellenoord) opnieuw bestraat met houten staken (zg. knuppelweg) Op 21 maart 1556 gaf koning Philips II een aantal bevelen om de misbruiken rond de Eindhovense marktdagen uit te bannen en op 7 april 1557 staat hij de stad toe dubbel weggeld te heffen voor de tijd van 12 jaar. Elke passerende wagen moet dan een halve stuiver en elke kar één oordstuiver betalen, terwijl elke buitenlandse wagen of kar een halve stuiver gaat betalen.

In de stad stonden in de 16e eeuw tenminste 54 huizen met een eigennaam, waaronder vijf van de zeven brouwerijen die de stad rijk was en een verwerij. 

Buiten de huizen en andere gebouwen bestond de stad uit hoven, hofsteden, weiden, beemden, hopvelden en boomgaarden. De aan de kapittelkerk verbonden geestelijken en de schoolmeester woonden voornamelijk in de buurt van de kerk. De kerk was ook de zetel van de zes broederschappen en schutsgilden, die de stad rijk was. Hieronder nam de H. Kruisbroederschap wel een bijzondere plaats in, zoals uit de borgermeestersrekening van 1555/1556 blijkt: „Item die dekens van den Heylige Cruce, dat sij die passie gespeelt hebben, gegeven III gl. VI st.”. De Tafel van de Heilige Geest, die zetelde in het gasthuis/stadhuis, droeg zorg voor de armen en deelde ,,op die tafel/op die kiste” in de kerk brood, haring, bier, suiker, olie, turf, kleding en schoeisel uit aan de armen. Ook armen in de kraam of bij ziekte konden terugvallen op deze instelling. De beemd in de Goorstraat, waarop het pest- of gasthuisje stond (verdwenen vóór 1569) werd door de Tafel verhuurd. Behalve door giften en jaarlijkse vaste inkomsten werd de kas gespekt door verkoop van kaarsen.
Bij de uitgaven van de Tafel valt op, dat zij een deel van het loon van de schoolmeester betaalde (voor lessen aan arme kinderen?) en dat geld werd uitgegeven om een jongen zijn ambacht te laten leren. Het begijnhof telde in 1526 nog vier woningen waarin 7 begijnen huisden. Rond 1560 zijn slechts vijf begijnen met name bekend: Ariken, Lijn, Luytken, Met en Sijken. De administratie van het begijnhof wordt dan gevoerd door de deken van Eindhoven en de beide kerkmeesters.

Zoals reeds bij de behandeling van het wegenpatroon in de stad is gebleken (toponymen), lijkt de hoofdbron van bestaan van de Eindhovense burgers de linnenlaken- en wollenlakennijverheid te zijn. Twee van de vijf ambachten omvatten deze nijverheid en het linnenlakenambacht is het principaelste” ambacht binnen de stad. In de meer kunstzinnige sector zijn goudsmeden, tinnegieters, boekbinders en schrijnwerkers werkzaam.

Beknopte

 Geschiedenis van Eindhoven 887 - 2000

Eindhoven middeleeuwen (887 - 1418)

Kort voor 1232 is waarschijnlijk de nederzetting Eindhoven aan de samenvloeiing van de Dommel en Gender ontstaan op een gebied met een hardere bodem waar nu het Marienhage klooster is. In het jaar 1232 verleende hertog Hendrik I van Brabant aan de inwoners vrijheidsrechten, een eigen bestuur, eigen rechtspraak en een weekmarkt waar de omwonenden hun producten verplicht waren te verkopen. Dit privilege kan je een soort stadsrecht noemen, omdat de stad Eindhoven haar ontstaan eraan te danken heeft.
Eindhoven was in die tijd een kleine "stad" met een bevolking die voornamelijk bestond uit kooplui en boeren.
De nederzetting die deel uitmaakte van de parochie van Woensel kreeg haar eigen parochiekerk, die in 1399 tot kapittelkerk werd verheven.

Het kasteel werd gebouwd tussen 1413 en 1420. 

Bourgondische tijd (1419 - 1567)

De "stad" was inmiddels zo belangrijk geworden voor de omgeving dat in 1423 hertog Jan IV de nederzetting volledige stadsrechten gaf. Eindhoven had vanaf toen het recht van 'ingebod en uitpanding' uit te oefenen. Dat hield in dat iedereen voor de stedelijke schepenbank kon worden gedagvaard wanneer hij een overeenkomst niet nakwam die hij voor de Eindhovense schepenen was aangegaan.
In 1419 organiseerde Jan van Schoonvorst van de heren Cranendonk de ambachtsgilden. Ook gaf hij de stad recht op het heffen van accijns.
Jan van Schoonvorst gaf zijn burcht af aan de reguliere kannunikken van Sint Augustinus die het als klooster in gebruik namen. Zelf trok hij in een nieuw kasteel op de plaats van Ravensdonck in. Het kasteel werd gebouwd tussen 1413 en 1420. Dit kasteel maakte deel uit van de vestingwerken die bestonden uit wallen, poorten en een gracht. De stad heeft toen waarschijnlijk uitgezien als een fort.
In 1486 wordt de stad door Robert van der Marck belegerd en ingenomen. De stad wordt geplunderd en in brand gestoken. De hele stad gaat op in vuur en vlam. Slechts zes huisjes buiten het stadscentrum blijven gespaard. Ook het kasteel loopt hierbij schade op.
In 1502 is het kasteel weer hersteld. In 1534 worden er reparaties uitgevoerd, en in 1537 wordt er een nieuwe galerij aangebouwd.



Bourgondische tijd (1419 - 1567)

Om de stad te herstellen word er van iedereen in Peel- en Kempenland twee stuivers belasting geheven.
Het Gelderse terreur hield echter niet op, vele andere keren werd Brabant onder de voet gelopen. Hierdoor trokken veel welgestelde Eindhovenaren weg naar Antwerpen. Voor Eindhoven braken onrustige tijden aan.
Het opkomende Lutheranisme in de stad zorgde voor grote onrust. Om de burgers op het rechte pad te houden schreef de deken van het kapittel, Wijnanad Kincks, het "Stichtelijk Boeksken". Dit boekje werd een echte bestseller. Het effect ervan bleek echter niet goed te werken, want de Lutherse lezers konden na het lezen van een tekst, waarin stond dat ze blindelings naar de hel zouden varen, niet echt tot inkeer komen.

Behalve politieke problemen doken er ook sociale problemen op: door het 'geld in natura' - schoenen en eten - dat achter in de kerken werd uitgedeeld aan armen, kwamen er steeds meer bedelaars op de stad af. Maximiliaan van Buren, die heer van Eindhoven was, probeerde de invasie te stoppen door een reeks veroor-delingen. Dit hielp echter niet.
In 1543 plunderde de Gelderse legerleider Maarten van Rossum de stad. De pest brak uit en in elf jaar na de plundering brandde de stad voor drie kwart af omdat de huizen te dicht op elkaar waren geplaatst. Daarna volgde de klap vanuit het binnenste zelf van de stad: glasmaker Gerard Loyen steunde de Calvinis-tische predikanten die iedereen aanspoorden tot vernielingen. In 1566 werd in de Sint Catharinakerk zwaar beschadigd door de beeldenstorm. Het stadsbestuur en de katholieken zagen toe maar konden niets doen.
 Tekst J.Th.M.Melssen van het Streekarchief Z-O Brabant, 1982 

Tijdens de Nederlandse Opstand (80-jarige oorlog 1568 - 1648)

Niet alleen de onvrede met de kerk maar ook een economische crisis was de aanleiding tot onrust. Prins Willem van Oranje, die door een huwlijk met Anna van Buren heer van Eindhoven was geworden, reageerde niet op de beeldenstorm; wel reageerde hij op de brand en eiste dat de markt en de straten zouden worden rechtgetrokken. De persoon die wel reageerde op de beeldenstorm was hertog van Alva, die in naam van de Koning 22 inwoners voor eeuwig verbande en hun goederen verbeurd verklaarde.

De 80-jarige oorlog was begonnen. Afwisselend namen de Spaanse en de Prin-selijke troepen de stad in. Na de inname van Eindhoven in 1583 werd de stad ontmanteld in opdracht van landvoogd hertog van Parma. De wallen werden geslecht. Dit was een grote klap voor Eindhoven. Een groot deel van de nijvere bevolking vertrok naar de textielcentra Leiden, Haarlem, Amsterdam of het Duitse Goch.
Eindhoven was na de ontmanteling ingestort. Van de 450 huizen stonden er nog maar 40 overeind. Eindhoven heeft al zo geleden onder het geweld van de 80-jarige oorlog dat het een akkoord sluit met Woensel, Gestel, Strijp, Stratum en nog enkele andere plaatsen in de regio, dat ze zich gezamenlijk zullen overgeven aan het geweld. Vooral na de inname van Den Bosch in 1629 was er veel geweld. De troepen die langs kwamen plunderden alle dorpen en namen geregeld bewoners mee het bos in om ze daar door martelingen al hun geld te laten afstaan. Eindhoven werd staats, de katholieke kerk gesloten.
In 1646 is een toren van het kasteel zo bouwvallig, dat afbraak wordt bevolen. In 1647 breekt er brand uit in het kasteel, en in 1655 verkeert het kasteel in een zeer bouwvallige staat. In 1677 is het kasteel geslecht, hoewel er in 1698 nog sprake is van een kasteelplein en een toren. 

[Tekening van Isaac van Ostade 1645 Eindhoven 16.4 x 22.6 cm  De middeleeuwse St.-Catharinakerk te Eindhoven gezien vanuit het noordoosten. Thans hoek Jan van Lieshoutstraat/Ten Hagestraat.  In het midden van de tekening stroomt water] Meer over Ostade en Eindhoven in http://cultuurtijdschriften.nl/download?type=document&docid=460567

In de tijd van de Republiek (1649 - 1794)

De handel herstelde zich langzaam na de vrede van Munster. In deze periode leken de scherpste kanten van de achterstelling van het katholieke volksdeel min of meer verdwenen. De kerken en de Latijnse school waren in de handen van de protestanten maar de gilden waren grotendeels katholiek. Ook sommige leden van het bestuur waren katholiek.
De inval van de Fransen in het jaar 1672 was zowat een van de laatste van de serie rampen. De inval leidde tot brandstichtingen en tol heffingen. De Prins lette niet op de klachten van de bevolking van Eindhoven over 'paapse stoutigheden'. De priesters die in schuren predikten bleven ook ongezien.
De textielnijverheid bloeide weer op ondanks de in- en uitvoerrechten die de handel in producten uit het generaliteitsgebied bemoeilijkten. Omdat de lonen een stuk lager waren in dit gebied, lieten kooplui een deel van het linnen weven om vervolgens te verkopen als 'Hollands linnen'. Dit was in het profijt van de textielnijverheid. Na 1730 begonnen Eindhovenaren in groepjes steeds meer de activiteiten van de Hollandse commissiebazen over te nemen. Door alle activiteiten werd het marktplein te klein. Daarom werd de markt uitgebreid naar de straten rond de echte markt.
Nieuwe tijden braken aan. Opvattingen van vrijheid, geluk en broederschap werden bijgesteld. Rijkere burgers begonnen bij elkaar te komen om de wekelijkse nieuwtjes bij te praten en gezamenlijk de kranten te gaan lezen. Het waren patriotten.
Tot deze patriotten behoorde ook Jan van Hooff. Hij kwam in 1787 in actie tegen het stadhouderlijk regime. Hij werd gearresteerd maar ontsnapte naar Frankrijk. Hij kon terug komen met de Franse legers.

[standbeeld Jan van Hooff op de Markt in Eindhoven, Met de tekst "Jan van Hooff 1755-1816 strijder voor vrijheid." Onthuld op 19 december 1992, ontwerper  Auke Hettema. } Jan van Hooff werd in 1755 in Eindhoven geboren. Hij werd gefascineerd door de politiek, juist in een tijd waarin nieuwe ideeen over het politiek staatsbestel in opmars waren. In Eindhoven trad hij op als een van de leiders van de patriottenbeweging en was mede-oprichter van de sociëteit Concordia. In 1787 werd hij burgemeester van Eindhoven en in datzelfde jaar trok hij met een contigent patriotten naar Utrecht en Holland.
Na omzwervingen in Den Haag (gevangenschap), Eindhoven (gevangenschap) en Parijs (veroordeling tot de guillotine) keerde hij in 1795 terug naar Eindhoven.

In de tijd van Napoleon en het koninkrijk met België (1795 - 1830)

Na de Bataafse Omwenteling in 1795 werd Brabant gelijkgesteld met andere gewesten. Jan van Hooff kreeg toen een plaats in het landsbeheer.
De omwenteling werd een groot feest. Op de markt werd er gedanst rond de vrijheidsboom, maar na de Napoleontische oorlogen kon er met de komst van Willem I pas echt sprake zijn van vrijheid.
In 1809 werd de Catharinakerk terug gegeven aan de Katholieken. Het was er een bende. De hele kerk was vuil en kapot. Dit kwam omdat de kerk in de Franse tijd als kwartier had gediend voor de ruiterij, ook was de kerk jarenlang een broodbakkerij geweest voor de troepen.
De industrie kwam weer een beetje op gang. In 1816 werd in de fabriek van J. Th. Smits en Zonen de eerste stoommachine van Brabant geïnstalleerd. In 1816 was een tweede merkwaardige fabriek verrezen over de Dommel. Honderden arbeiders gingen er werken. Het doortrekken van de straatweg van Den Bosch - Best via Lommel naar Luik bevorderde de opbloei.

[ 1820 - 1830:  Gezigt van Eindhoven, uit het dorp Gestel] 

industrialisering en strijd om rechten (1831 - 1913)

Aan het eind van de jaren dertig van de 19e eeuw liep de economie weer terug. De oorzaak was een aardappelschimmel waardoor er op zijn beurt weer hongerrellen ontstonden. De redding kwam, toen na eindeloos lobbyen in 1843 de Koninklijke goedkeuring werd verkregen voor aanleg van een kanaal naar Helmond. Dit kanaal gaf Eindhoven de aansluiting op de Zuid-Willems vaart en dat ontsloot op zijn beurt weer het achterland. De obligaties van 500 gulden werden maar liefst in vier uur acht keer overtekend. Door de voltooiing van het kanaal in 1846 kwam de economie eindelijk op het goede spoor.
De werkgelegenheid voor vrouwen nam toe. Koploper was de sigarettenfabriek van de allochtonen Mignot en De Block. Zij namen vrouwen aan, omdat ze 'zuiniger waren met de tabaksbladeren', maar in werkelijkheid namen ze vrouwen in dienst omdat ze geen 'maandag' hielden.
In 1866 was de verbinding van Eindhoven met Antwerpen, Brussel, Venlo en Keulen klaar. Dit gaf veel kans voor de opkomende industrie. Later was de stoomtram ook werkelijkheid en die bracht de stad een beter contact met de omgeving. Eindhoven bleef een plaats waar boeren hun producten konden verkopen.
De renovatie van de Sint-Catharinakerk werd voltrokken. De renovatie koste zoveel dat het bestuur moest besluiten om de directeur van het zangkoor te ontslaan en het orgel te verkopen. Op verzoek van de deken Van Someren werden de gelovigen benaderd om god te geven wat hem toebehoorde. Zo werd er F 40.000,- gulden in het laatje gehaald. In 1871 werd ook een ander enorm bouwwerk voltooid: het nieuwe stadshuis.

De vreemdelingenondernemers streefden naar EFFICIENCY - rendement. Ze streefden naar goedkoop produceren met een hoog rendement. De oude ondernemer was blij met een netto winst waarvan hij redelijk in leven kon blijven. De 'nieuwe ondernemer' wou meer. Het contact tussen werkgever en werknemer stierf weg. Goedkope arbeidskrachten kwamen uit Duitsland over naar de in 1891 ontstane Philips gloeilampen fabriek. Philips trok in 1906 de eerste academici aan. Het bedrijf was toen al behoorlijk groot.
Arbeidsconflicten braken uit.

Sigarenindustrie, 1907, massale staking, tweeduizend werknemers leggen het werk neer, zes weken platliggende industrie, compromis na zes weken.
Philips, 1910, staking naar aanleiding van het 'feestdagenconflict', werknemers moeten doorwerken op Driekoningen.

[Gezicht op de Sint-Catharinakerk te Eindhoven,  door Petrus Johannes Arendzen  c. 1867 - c. 1880, artsandculture.google.com]

Eerste Wereldoorlog en het Interbellum (1914-1939)

Omringende dorpen worden bij 'Groot-Eindhoven' ingelijfd na eigen beroep. Woensel, Gestel, Stratum, Strijp en Tongelere kampen met te weinig woningen door de grote toestroom van arbeiders. Op 1 januari 1920 wordt 'Groot-Eindhoven' geboren. De vijf omringende gemeenten worden geannexeerd. Eindhoven heeft nu een oppervlakte van 64,37 km2 en een inwoneraantal van 45.630 mensen.
De stad is klaar voor een nieuw tijdperk.
In 2020 is het honderd jaar Groot Eindhoven.

Eindhoven had in 1648 zo'n 1000 inwoners. Dit groeit heel langzaam naar zo'n 2000 inwoners in het jaar1736. In 1815 woonde er 2310 mensen in Eindhoven. In 1920, zo'n honderd jaar later, zijn er 47.946 Eindhovenaren. (wayback bron) Sinds 1961 is Eindhoven de 5e stad van Nederland.
Deze groei kwam voornamelijk door de textiel -, sigarenindustrie en later de electronica van de Philips- en Daffabrieken. En nu is Eindhoven de "main-of brainpoort" van Nederland: de innovatieve toptechnologieregio van wereldformaat. Hoe verklaar je het "wonder van Eindhoven".

1648 zo'n 1000 inwoners.
1736 zo'n 2000 inwoners
1791 inwoners Eindhoven: 1.785, Tongelre: 704, Eckart: 145, Strijp: 901, Blaarthem: 153, Gestel: 638, Stratum: 461 en Woensel: 2.276
1791 Totaal zo'n 7063 inwoners "Groot Eindhoven "
1815 Eindhoven 2.310 inwoners
1920 Eindhoven 47.946 inwoners (samenvoeging Eindhoven en omliggende gemeenten)
1928: De geboorte van de 75.000e inwoner. Op 29 oktober 1928 werd in het gezin van een gemeentearbeider Wilhelmina Antonia van Guntlisbergen geboren.
1934: De geboorte van de 100.000e inwoner. Op 8 november 1934 werd Jan Antoon Dekkers geboren.
1954: De geboorte van de 150.000e inwoner. Op 28 maart 1954 werd A.J. (Josje) Busio geboren.
1999: De geboorte van de 200.000e inwoner. Op 13 februari 1999 werd Lucas van Bergeijk geboren.
2013: De verwelkoming van de 220.000ste inwoner. Op 3 september 2013 werd dhr. Shirish Halapeth (40) Eindhovenaar.
2015: De verwelkoming van de 225.000ste inwoner op 24 november 2015. Dirk Castelijns verhuist vanuit de Randstad naar Eindhoven.
2018 De Bulgaarse Eliza Ivanova is op 11 september 2018 de 230.000ste inwoner van Eindhoven. Haar man werkt bij ASML

[ Prent Eindhoven door Hendrik de Laat (1900-1980) bron http://muziekplus.blogspot.com/2016/10/hendrik-de-laat-graphicus-uit-brabant.html


Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw (1940 - 1950)

Eindhoven is helemaal platgebombardeerd in de Tweede Wereldoorlog. Het resultaat was ongeveer 500 platgebombardeerde woningen. De binnenstad heeft daardoor heel weinig oude gebouwen.
In 1950 had Eindhoven 138.700 inwoners. Veel arbeiders in de fabrieken werden met bussen uit de verre omtrek aangevoerd.

Tijdens de opbouw van de welvaartsstaat (1951 - 1980)

Vooral door Philips, maar ook de autofabriek van de gebroeders van Doorne (DAF), groeide Eindhoven uit tot de stad die het nu is. Heel belangrijk was de komst van de tweede technische hogeschool na die van Delft.

{Portret van Anton Philips , Met op de achtergrond de Lichttoren (Emmasingel Eindhoven). Kunstenaar Jan Sluijters (Den Bosch 1881-1975).]

Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 Stadsplattegronden uit 1545-1575.
Schakels tussen verleden en heden.
Bussum: Uitgeverij Thoth / Lannoo 2018, 516 pp.,
ISBN 978-90-77699-17-1,  € 119,50.

Stedenatlas Jacob van Deventer


226 stadsplattegronden uit 1545-1575
De Vlaamse hoogleraar historische cartografie Bram Vannieuwenhuyze (Universiteit van Amsterdam) en de Nederlandse stadshistoricus Reinout Rutte (Technische Universiteit Delft) deden vier jaar lang onderzoek naar het werk van Jacob van Deventer.
De oudst bewaarde kaarten van Belgische en Nederlandse steden verzameld in één atlas
Tussen ongeveer 1545 en 1575 bracht Jacob van Deventer, die het vak van cartograaf leerde aan de Universiteit van Leuven, de steden van de Oude Nederlanden in kaart. In deze monumentale atlas worden voor de eerste keer alle 226 steden afgebeeld.

Jacob van Deventers kaarten zijn unieke kunstwerken en vormen een onschatbare informatiebron over de steden in de Lage Landen, de meest verstedelijkte regio van Europa. De stadsplattegronden worden geroemd om hun betrouwbaarheid, fraaie uitvoering en uniformiteit.

Over Van Deventers monsterproject, waaraan hij dertig jaar werkte, is verbluffend weinig bekend. In het eerste deel van dit boek komen leven en werk van de cartograaf grondig aan bod, doorspekt met nieuwe inzichten. De plattegronden van de 226 steden zijn in het tweede deel verrijkt met kaarten over de evolutie van de stad. Recente luchtfoto's maken duidelijk in hoeverre de plattegronden van de steden die Jacob van Deventer tekende zijn veranderd.

Over Van Deventers monsterproject, waaraan hij dertig jaar werkte, is verbluffend weinig bekend. In het eerste deel van dit boek komen leven en werk van de cartograaf grondig aan bod, doorspekt met nieuwe inzichten. De plattegronden van de 226 steden zijn in het tweede deel verrijkt met kaarten over de evolutie van de stad. Recente luchtfoto's maken duidelijk in hoeverre de plattegronden van de steden die Jacob van Deventer tekende zijn veranderd.

Het huidige Noord-Brabant is in deze atlas aanwezig met kaarten van Bergen op Zoom, Zevenbergen, Geertruidenberg, Heusden, ‘s-Hertogenbosch, Eindhoven, Megen en Helmond. 

Aantal pagina's: 516
Afmetingen: 36 x30  cm
Verschijningsdatum: 04/04/2018
EAN: 9789077699171
ISBN 978-90-77699-17-1